Vorig jaar had ik al op 21 februari het eerste lammetje. Bruno was toen op 1 oktober bij de meiden gegaan. Dat is-ie afgelopen oktober weer. En Puck, Mini en Pippi werden mooi rond en ontwikkelden een uier. Van Nel, die ook bij Bruno in de wei heeft gestaan, is minder duidelijk of ze drachtig is. Zij heeft sowieso een goed ontwikkeld uier, na haar vijf eerdere lactaties, en ze weet het altijd goed te verbergen qua omvang.
Als een schaap gelammerd heeft zet ik moeder en kind(eren) altijd 48-72 uur in een apart ‘kraamhokje’. Dan kunnen ze bekomen van het geboren worden, aan elkaar wennen, elkaar op geur en gehoor leren vinden, en kan ik goed in de gaten houden of de lammetjes voldoende drinken.

De stal is wat klein voor de kudde als er ook nog een kraamhokje af gaat. Daarom hebben we weer eens een geïmproviseerd hokje onder de kapschuur gebouwd voor Bruno. De trekker (die daar normaal staat) is tijdelijk uit logeren gestuurd voor een grote beurt. En voor het onwaarschijnlijke (maar niet helemaal onmogelijke) geval dat er een verdwaalde wolf over ons erf zou lopen sluiten we ’s nachts de voorkant van de kapschuur af met een stroomnet.

(Er is een definitief uitbreidingshokje / ziekenboeg / quarantaineunit onder constructie, dat wordt een volgend blogje.)
Ik slaap al weken met mijn telefoon naast me, zodat ik ’s nachts via de babyfoon kan checken of er iets gebeurt in de stal. Maar de dames houden zich helemaal rustig.
Tot 1 maart. Ik fietste even naar een buurvrouw om wat boodschappen op te halen, en zag Mini met een rode bek staan. En twee kleine donkere hoopjes ernaast. Ja hoor, twee mooie meisjes, die netjes door hun moeder werden ontdaan van bloed en slijm. Lente!


Dat was nummer één. Wie volgt?
