… metselen, stuken, schilderen, timmeren…

De afgelopen twee weken is er heel hard aan de stal gewerkt.

De metselaars hadden vier dagen nodig om de muren te zetten. Dat ging netjes, al begrepen ze het principe van ecologisch bouwen of cradle to cradle niet helemaal. Maar gelukkig kon ik nog net verhinderen dat ze de kieren tussen steen en hout met pur vol spoten.

Toen ze weer weg waren heb ik, in plaats van pur, anderhalve dag de kieren lopen volproppen met schapenwol waar ik kalk (en een beetje zand) doorheen had gewreven. Ja, dat gaat langzamer. Maar het werkt prima. De schapenwol zorgt voor elasticiteit, het zand voor wat massa en de kalk dat alles goed plakt (ook straks aan de pleisterlaag). En het is een stuk ecologischer. Intussen hing Joris de ramen in de kozijnen.

Daarna stuken. We hadden nog twee grote tonnen met putkalk staan en een bigbag metselzand. De putkalk heb ik eind 2020 gemaakt van kalk die was overgebleven na het storten van de kalkhennep. Het metselzand was aangeschaft toen we, tijdens de leemweek in 2022, dachten te gaan pleisteren met lokale leem. Uiteindelijk bleken er teveel stenen (en puin, en rotzooi) in de lokale leem te zitten en hebben we kant-en-klare leem uit Emmen aangeschaft. Zowel de putkalk als het metselzand stonden in de weg. En samen kan je er uitstekend mee pleisteren; zo deden de Romeinen het al.

Het is wel een stuk ingewikkelder dan met leem. Kalk kent verschillende chemische vormen, die verschillend reageren. Je moet heel goed begrijpen wat je doet. Putkalk is ook niet hetzelfde als de zakken Mekal die je bij de bouwmarkt koopt. De Mortel Compagnie heeft een mooie beschrijving van de kalkcyclus op haar website. En in het kader van bouwhistorie en restauratieonderzoek is er ook van alles over te vinden, zoals dit. Verder baseer ik me op het boek ‘ Clay and lime renders, plasters and paints‘ , wat echt een aanrader is als je het hoe en waarom achter natuurlijke stukadoorsmaterialen wilt begrijpen.

In theorie zou mijn zeer zuivere hydraatkalk na vier jaar onder water een fantastische putkalk moeten opleveren, waarvan je maar een klein beetje nodig hebt om het zand aan elkaar te plakken en te laten uitharden tot kalk(zand)steen. Maar de kalk was al relatief oud (driekwart jaar eerder gebrand) toen ik het onder water zette. En het heeft jarenlang in die twee voertonnen gestaan, zonder dat ik er op lette. In temperaturen die van -20 tot +35 graden C varieerden. Waarbij de afdekkende laag water ook wel eens teveel verdampt is. Daardoor was een deel van de kalk al gecarbonateerd (nee, dit is geen schrijffout!) en moest ik meer kalk per hoeveelheid zand gebruiken. Meer kalk vergroot de kans op barstjes, dus moest ik in een niet te dikke laag werken. Prima, hoe dunner de laag, hoe makkelijker werk!

Het was alsnog enorm zwaar werk. Met een verhouding van ongeveer 2,5 delen zand op 1 deel kalk kreeg ik het maar net tegen de muur geplakt en uitgespaand. Met de rei vlakken lukte niet, daarvoor was het te stug. Maar na sponzen en vlak trekken werden het heel mooie muren. Niet 100% strak, maar dat hoeft ook niet, de stal mag iets rustiek ogen.

Gelukkig is de muur door de gebintstaanders in handzame stukken verdeeld. Elke dag één vlak. Dat hield mijn pols en elleboog heel (hoewel, na acht dagen merkte ik alsnog dat ik tintelende handen kreeg!). Bovendien vergt kalkpleister ook wat nazorg: het moest de eerste paar dagen vochtig gehouden, daarna heb ik er vijf dagen lang dagelijks een heel dunne laag witkalk (putkalk met water) op gezet. Die zorgde ervoor dat de kleine scheurtjes (die her en der toch ontstonden) mooi dicht trokken. En werd prachtig wit bij het uitharden!

Ik was (en ben) erg tevreden over het resultaat: de muren zijn glad genoeg, schitterend van kleur, ze geven niet af en de stuc is niet gebarsten of los gekomen, ook niet langs de randen (dankzij de ‘eco-pur’ in de kieren),. Het wordt een ware schapenvilla!

Ik had zoveel lol in het stuken met kalk dat ik de wand onder de kapschuur ook nog even gepleisterd heb. Nu nog een kleurtje erop!

Intussen was ook de schilder weer gearriveerd, en kleurden deuren en ramen van ons eigen huis langzaam geel. Past mooi bij de bloeiende toortsen!

Dus meteen ook de ramen en deuren van de stal geschuurd en aan de binnenkant geschilderd (buitenkant komt nog, al zie je op deze foto al één geschilderde deur). De schilder heeft ze meteen even van nieuwe kitranden voorzien, wat een heel verschil maakt. Die kunnen weer jaren mee!

En met de zachtgele kozijnen en ramen en de spierwitte, matte muren doet het me denken aan een Franse gîte. Le palais des brebis!

Joris heeft hekken getimmerd tussen de potstal en het werk-gedeelte. Er komen nog deurtjes tussen maar die zijn dit weekend nog net niet af gekomen. De schapen moeten nog even geduld hebben voor ze binnen kunnen slapen. Dat willen ze overigens heel erg graag, met het natte weer.

Voordeel van het natte weer is dan wel weer dat ik dit jaar niet de tuin hoef water te geven, en dat alles weelderig groeit en bloeit! De hof ziet er schitterend uit!