Bramen trekken

We hebben zowaar een weekje heus winterweer gehad, met vorst en sneeuw. Maar toen sloeg het weer om en werd ineens heel duidelijk dat de lente in aantocht is! En laat dat nu hét moment zijn, om iets te doen aan overtollige opslag van bramen.

Die groeien hier overal waar je ze niet weghaalt. En bramen zijn heus een heel nuttige soort. Al is het maar omdat ze zo geliefd zijn bij de boomkikkers. Maar je kunt ook teveel van het goede hebben.

De bramen maken uitlopers, die stiekem door het gras meters het weiland in kruipen. Tot ze worden afgemaaid als we hooi winnen. De afgemaaide top gaat dan vertakken, groeit nog een beetje verder, en als de dagen eenmaal korter worden maken alle vertakkingen wortels aan, en ontstaat er een nieuwe kluit. Vanwaaruit in de lente nieuwe uitlopers komen.

Andere uitlopers gaan de lucht in, en vinden steun in de takken van het hazelaarsbosje. Met dat extra steuntje in de rug kunnen ze in één seizoen meters ver komen, tot ze de grond weer raken. En daar nieuwe wortels maken. Etcetera. Zo ontstaan er bramenkoepels, die zich het afgelopen (natte) jaar enorm hebben uitgebreid.

Omdat ik een hazelaarsbosje wil met een ondergroei van bosanemonen en boshyacinth, en niet van braam, en graag een weiland wil met gras, en niet met braam, moet ik dus af en toe ingrijpen.

Dus ben ik al dagen bramen aan het uitsteken, en met wortel en al aan het uittrekken. In deze tijd van het jaar gaat dat heel goed, vooral waar de grond goed nat is. Op de hogere stukken is het vaak een heel gepulk om de wortelkluiten met groeipunten er in hun geheel uit te krijgen. Gelukkig is het nog niet al te warm; vanzelfsprekend is dit een klusje wat je goed ingepakt in een stevige overall wilt doen.

Na een aantal dagen werk zijn mijn onderarmen desondanks aan flarden, dreigt mijn rug in staking te gaan en liggen er overal langs het pad grote hopen bramen. Die moeten nu eerst maar een beetje uitdrogen, zodat ik ze daarna veilig in een takkenril kan verwerken, zonder dat ze van daaruit weer nieuwe bramenkoepels gaan aanmaken.

En zonder de bramen zijn de opkomende narcissen langs de oude lijn van het pad (dat liep veel dichter tegen het hazelaarsbosje aan dan het huidig pad) ook weer goed te zien. Jaaaaa, het wordt voorjaar! Laat de lammetjes maar komen!

Nóg een schuurtje

Als je eenmaal begint met bouwen is het moeilijk stoppen. We komen nog net een beetje schuurruimte tekort. In de vorige stal hadden we ook het zaagseltoilet ondergebracht. Sinds we die stal hebben afgebroken hebben we geen zaagseltoilet meer, en dat mis ik eigenlijk best wel. Het was altijd wel handig om, als je in de tuin bezig was, daar even met je vuile laarzen en kleren naar binnen te banjeren voor een snelle ‘boodschap’. Bovendien is het natuurlijk sowieso fijn om een uitwijkmogelijkheid te hebben, we hebben tenslotte (bewust) maar één wc binnen.

Verder is de stal eigenlijk net een beetje te klein. Ook dat is bewust, we hebben namelijk eigenlijk twee schapen meer dan ik eigenlijk zou willen. Het plan was zes ooien, die dan om het jaar gedekt worden, dus drie per jaar. Dat zou voldoende moeten zijn voor onze melk- en kaasbehoefte. Maar twee jaar geleden heb ik, tegen de plannen in, Puck van Babette en Mini van Nel aangehouden. Nu zijn het er acht, plus Bruno de dekram en Krelis de hamel. Binnenkort zijn de lammetjes weer in aantocht en dan wordt de stal eigenlijk te klein. Daarom is een extra hokje waar Bruno in kan, of een kraammoeder met lammetjes, of eventueel als ziekenboeg, ook wel handig.

En tenslotte hebben we een plek nodig voor de zitmaaier. Die staat nu in wat we de ‘zuidschuur’ noemen, het laatst overgebleven en meest bouwvallige van alle bouwvallige bouwwerken die we hier hebben aangetroffen. Eigenlijk zouden we de zuidschuur al lang helemaal willen weghalen, maar momenteel staat en ligt er nog van alles onder. Heel veel hout wat we nog kunnen gebruiken om (houthokken etc) te bouwen. Maar ook de maaier en de hooischudder. En de platte kar moet eigenlijk ook ’s winters ergens onder staan.

Na heel veel puzzelen – wat komt waar?- hebben we besloten dat de zitmaaier in een schuur op het erf komt, samen met het composttoilet en het extra schapenhokje. Volgend jaar gaan we de ‘zuidschuur’ vervangen, daar komt dan een half zo grote carport (de Nieuwe Zuidschuur’) voor in de plaats, voor de platte kar, de hooischudder en nog wat klein spul.

Nu eerst dus het schuurtje op het erf. We besloten tot een verkleinde versie van de stal-kapschuur, waar dan nog wateropslag achter komt te staan. Dit keer vond Joris het wel leuk om zelf eens de draagconstructie te maken, in plaats van die bij fa Oude Hengel te bestellen.

Veel werk weer, maar het krijgt al aardig vorm.

Bijkeuken klaar!

Tussen de bedrijven door ( we zijn weer op allerlei fronten tegelijk bezig op het moment) hebben we de bijkeuken afgemaakt. Toen de laatste laag leem eindelijk droog was heb ik die geïmpregneerd met lijnolie. Hopelijk maakt dat de leem wat steviger en beter bestand tegen natte jassen aan de kapstok. Daarna geschilderd met KEIM mineraalverf.

Het raampje bleef wat weerstand bieden; iedere keer als ik er afplakband op aanbracht en weer afhaalde (bij het lemen en het sauzen), kwamen er stukjes witte verf mee. Toen we het plaatsten zat het redelijk netjes in de witte verf, die heb ik opgeschuurd en overgeverfd. Maar kennelijk is de oude witte verf, die er al op zat, ooit aangebracht op een lijnolieverf. En dat hecht slecht. De enige echte remedie zou zijn om het helemaal kaal te maken tot op het hout, maar dat is geen doen meer nu het al mooi in de leem is geplaatst. Dus ik heb de zwarte vlekken maar een beetje bijgewerkt… het valt niet heel erg op.

Intussen timmerde Joris een kapstok precies op maat en mooi in stijl. Die kreeg ook de nodige lagen verf en plamuur.

En toen kon die eindelijk opgehangen, en was eindelijk de bijkeuken klaar. Wow! Wat een transformatie en wat is de bijkeuken nu een mooi gestylede ruimte. Nu steken de keuken en de woonkamer daar wel wat schamel bij af…

Privacy

“Privvesie” zeiden van Kooten en de Bie in 1987. Een belangrijk onderwerp, waarop het illustere duo, zoals over zoveel zaken, een vooruitziende blik bleek te hebben. (Weet je nog, het roosprobleem van De Bie dat zelfs bij de Belastingdienst bekend bleek?) Nu wonen wij natuurlijk ongeveer zo privé als maar kan in Nederland, met honderden meters eigen weiland en boswal om ons heen. En naarmate die boswal meer door hulst gedomineerd wordt, wordt het steeds privé-er.

De privacy van één van onze huisgenoten hebben we sinds kort echter behoorlijk beperkt. Aska was altijd nogal wegloperig. Daarom durfden we haar niet buiten los te laten lopen. Dus ofwel ze was binnen, ofwel ze zat buiten aan een lijn. En ging dan om de twee minuten blaffen omdat ze de lijn ergens omheen vastgeknoopt had. Niet handig voor een hond met zoveel energie.

Maar in december heeft Joris een GPS tracker voor Aska gekocht. Hiermee kunnen we precies volgen waar ze is. Ook krijgen we een piepje op onze mobiel als ze buiten de ‘veilige zone’ gaat. Dan fluiten we haar direct terug. En het grappige is, ze lijkt het te snappen. Na een paar weken komt ze nog nauwelijks buiten de ‘veilige zone’. Tenzij er zich een haas laat zien, natuurlijk. Spreekwoord van hondeneigenaren: “Als het wild in de neus is, zijn de oren voor de sier.” Maar ook dan kunnen we in elk geval zien wáár ze naartoe gesjeesd is.

Keerzijde is dat we dit jaar nauwelijks reeën op het land zien. En dat overal enorme kraters gegraven worden, want Aska vindt mollen en muizen uitgraven bijna net zo leuk als op hazen of konijnen jagen.

Het leukste is dat we in de bijbehorende app precies kunnen zien waar ze geweest is en voor hoe lang. Aantal minuten beweging, aantal minuten slaap, het wordt allemaal bijgehouden. En vergeleken met de score van andere honden met zo’n tracker. We hebben in elk geval bewijs dat we een bijzonder energiek hondje hebben. Aska staat bijna bovenaan op de lijst van de vijftig meest in de buurt wonende honden met zo’n ding, qua aantal bewegingsminuten. En vergeleken met het bewegingsquotum van alle honden valt ze ver buiten de mediaan. Een blij hondje dus, ook al kan ze er niet meer stiekem vandoor gaan.

Ook de privacy van de schapen is sinds deze week enigszins ingeperkt. De lammetjes komen er eind februari namelijk weer aan. En hoewel het nu, met bestrating en nieuwe stal, al véél makkelijker is om even ’s nachts te checken hoe het ervoor staat, heb ik het mijzelf nóg gemakkelijker gemaakt, door aankoop van een babyfoon-met-camera. Het ding kan zelfs in het donker zien!

Eerst hing de babyfoon zo, maar aan het plafond midden boven het stalgedeelte geeft het beste overzicht.

Nu hoef me zelfs niet meer aan te kleden maar kan ik vanuit mijn bed checken of ik er al uit moet. Mochten de schapen stiekem ’s nachts kaartavondjes met de kippen organiseren, dan blijft dat ook niet lang meer geheim.

Blijft over: onze virtuele privacy. Dat is momenteel natuurlijk een hot item. Ik hoef hier niet te herhalen wat de gevaren zijn van je data die verhandeld worden door mannen als Musk en Zuckerberg. Sinds kort ben ik daarom van Facebook af. Van WhatsApp (ook van Meta!) afkomen kost nog wat meer moeite. Er is een prima alternatief, Signal, maar dat werkt natuurlijk alleen bij de gratie van zoveel mogelijk gebruikers. Daarom bij deze een oproep om allen over te stappen! Het installeren van Signal is niet moeilijker dan dat WhatsApp was toen je dan 10 jaar geleden deed. En als je je oude berichten niet wilt kwijtraken, exporteer dan je WhatsApp chatgeschiedenis.

En na deze licht-politieke overweging weer over naar de orde van de dag: een extra hokje voor Bruno bouwen. Want als de lammetjes komen en de moeders-met-kind ook wat privacy nodig hebben is er niet meer genoeg ruimte in de stal. Arme Bruno, hij moet tijdelijk de nachten alleen doorbrengen in een hokje onder de kapschuur. Je kunt ook teveel privacy hebben, zeker als je een schaapje bent.

Boswal snoeien

Langs de zuidwestkant van ons land loopt een lange boswal. Formeel heet dit een houtwal, een dubbele houtwal zelfs (het zijn twee walletjes waar waarschijnlijk ooit en sloot tussen heeft gelopen maar die is al lange tijd dichtgegroeid). Maar hier in de streek noemt men zulks een boswal.

Wij beschouwen deze boswal als een soort van uit de kluiten gewassen heg. In de zomer kan je er niet doorheen kijken en zie je dus het dorp niet. In de eerste herfst dat we hier woonden (2017) was dat even schrikken toen het blad van de bomen viel. We waren er net aan gewend helemaal in ons eigen wereldje te wonen, en opeens keken we tegen de achterkant van huizen en schuren aan. (Nou ja, op een afstand natuurlijk, alles is relatief, die huizen staan op 350 meter afstand. Maar opeens zágen we ze!)

Het huis vanuit dezelfde hoek, voor en achter de boswal genomen. Op deze plek kijk je net tussen de hulststruiken door.

Dat hebben we intussen al zeven keer meegemaakt, maar het effect wordt steeds minder. Is de boswal groeit namelijk veel hulst. En die blijft uiteraard groen. Hulst doet het goed tegenwoordig; hij profiteert van de klimaatverandering (meer regen en minder strenge winters) en kan beter tegen het verzurende milieu dan veel andere bomen. Dat is niet geweldig voor de biodiversiteit, want onder het dichte groene bladerdak van hulst wil geen bosbloempje meer groeien. Maar voor de ondoorzichtigheid van onze ‘heg’ is het natuurlijk wel heel welkom dat de jonge hulststruiken langzamerhand steeds hoger worden.

Alleen moesten we er nu doorheen. De eigenaar van het land aan de andere kant van de boswal had namelijk gevraagd of we de wal een keer konden opsnoeien. Dat was al even geleden, en de struiken hingen nogal over. Tuurlijk, doen we graag. Maar 310 m boswal opsnoeien tot 4 m vrije hoogte (je moet er met de trekker langs kunnen) was iets boven onze macht. Gelukkig doet Jochem ook zaagwerk. En kwamen hij en zijn compagnon Helmi, met versterking van Beau en Kars, een dag de motorzagen laten brullen.

Dat was een pittige dag werk! We begonnen om 08.00, toen het net licht werd. Het iets grotere hout legden we apart voor de kachel, het kleinere hout hebben we verwerkt tot takkenbulten her en der in de boswal. Ooit zullen die vergaan tot bosgrond, tot die tijd dienen ze als schuil- en nestelgelegenheid voor allerlei gedierte.

Ik twijfelde of het in één dag zou lukken, maar zowaar: om 16.00 waren we klaar. De boswal is nu echt redelijk ondoordringbaar geworden, met alle takken die we tussen de struiken hebben getrokken. Dat is maar goed ook, dan hoeven we het voorlopig niet nog een keer te doen. Nu eerst de stapel kachelhout klein maken. En nog meer houthokken bouwen, om al dat brandhout op te slaan. Er is altijd wat te doen…