De beuk erin

Nu we eindelijk zover waren dat we wisten welke dakpannen we op de werkplaats wilden leggen (het logistieke dingetje waar we vorige zomer nog mee worstelden) èn ze netjes op pallets hadden èn het KNMI vier dagen mooi weer beloofd had moest het er maar van komen: afgelopen weekend pannen op het voordakvlak van de werkplaats gelegd.

Stap 1: Hond uit logeren sturen (Dankjewel Dorien en Jaap!)

Stap 2: Afrastering rond het erf weghalen zodat we er goed bij konden en de steiger konden opzetten.

Stap 3: Kapot gewaaide zeilen weghalen en panlatten op het dak bevestigen.

Stap 4: Met de trekker de pallets  dakpannen tot steigerhoogte optillen.

Stap 5: Pannen op het dak leggen.

Stap 6: Verbijsterd constateren dat we stap 4 en 5 in slechts een halve dag  met ons tweeën hebben uitgevoerd! (Nou ja, overstek, boeidelen, windveren en goten komen nog, daar denken we nu nog even niet aan.)

\

En toen was er dus nog tijd over om even te slopen. Het dakje van de ‘kantine’  was nog een projectje. Want toen we eenmaal de kozijnen eruit gehaald hadden begonnen de plafondbalken heel eng door te buigen. Durfden we niet meer op te klimmen. Joris was opnieuw creatief met de trekker en tilde het hele dak gewoon op, zodat hij rustig de halfsteens muurtjes eronder uit kon tikken.

Daarna trokken we het dak zó los. Het kamertje stelde ook niets voor. Het was aan het oorspronkelijke boerderijtje gebouwd in (waarschijnlijk) de jaren ’30. Halfsteens vrijwel ongefundeerde muurtjes, daarop wat balkjes van 5 cm breed en 7 cm hoog, daarop planken van hooguit 12 mm dik en daarop teerpapier. Ooit was het dak verzwaard door er een laag bitumen overheen te gieten en grint op te storten.

Toen het geheel toch ging lekken heeft de vorige bewoner er gewoon een nieuw dakje overheen gelegd. Verschillende tweede- of derdehands balken erop, tweedehands stukken golfplaat eroverheen, alles vastgezet met een heel assortiment aan schroeven, bouten en spijkers en hoppekee, het kon weer even mee.  Het moet gezegd worden: het lekte daar afgelopen winter niet. Maar het verbaast ons niet meer dat we het niet warm konden houden.

In de ruimte tussen de daken (dus bovenop het grint) vonden we een oude stofzuiger, een frisbee, verschillende blikjes, een gebruikt schuursponsje, heel veel plastic buizen, twee borden en allerlei stukken hout. Tja, wat moet je er anders mee, nietwaar?

En toen we het dak eenmaal hadden weggewerkt konden we gaan doen wat altijd zo LEUK is bij slopen: muurtjes omgooien. Dat is dan lastig stoppen…

Al met al een productief weekend.

Spontane hulp

Op zich zit er best wel vooruitgang in het project. Maar af en toe is het wat moeilijk om de moed erin te houden.  Vooral als het weer zich van zijn maartse kant laat zien en een koude noordwestenwind de ene bui na de andere tegen de ramen slaat. Zo’n afbraakproject ziet er dan ook niet heel opbeurend uit. Dan moet er af en toe Iets Leuks gebeuren.

En toen was daar Henk. Oud-brandweerman en veiligheidsexpert, en vooral: houdt zich creatief bezig met oude materialen een tweede leven geven. Hij kwam af op een Marktplaats-advertentie voor de paneeldeuren. En hij zag allerlei mooie toepassingen voor allerlei andere ‘doorleefde’ stukken hout die we anders gewoon de container in hadden gegooid.

In ruil voor een aanhanger vol sloophout en de jakobsladder (waar hij dan een kast van maakt) kwam hij een ‘dagje helpen’. Gewapend met professioneel gereedschap en een enorme werklust. Met ons tweeën sloopten we in één dag de hele houten betimmering van de voormalige hooischuur weg. Èn de zoldering boven de smeerputschuur. Èn een heleboel sloophout wordt nog een tweede leven gegund. Wat jammer dat we Henk niet eerder zijn tegengekomen!

Toen Joris thuis kwam wist hij niet wat hij zag. En dat wakkert dan de slooplust aan. Dus sloeg hij ook nog even een muurtje om.

“Ik wilde weten hoe stevig het was.”

 

Dakpannenfestival

Toen de pannen van het dak kwamen hebben onze hulptroepen ze zo snel mogelijk opgestapeld op pallets rond het huis. En daar lagen ze nog steeds. Want in de gauwigheid was wel duidelijk geworden dat het níet maar twéé soorten dakpannen waren, zoals ik hoopte.

Al op de eerste Funda-foto’s van de boerderij zagen we dat er twee typen pannen op lagen: Holle Muldenpannen (volgens de gezaghebbende website van Joost de Vree mogen ze officieel niet zo heten, maar ik zie ze op internet overal zo aangeprezen) op de ene helft.  En Oude Holle Pannen op de andere helft.

(Niet te verwisselen met de Verbeterde Holle Pan of de Opnieuw Verbeterde Holle Pan 😉 )

Toen we vorig jaar de pannen op de helft van de nieuwe werkplaats legden hebben we gemerkt dat oude Oude Holle Pannen erg variabel kunnen zijn. In tegenstelling tot nieuw gemaakte Oude Holle Pannen.

De Oude Holle Pan wordt nog steeds gemaakt. Tegenwoordig gebeurt dat met machines en volautomatische ovens. Nieuwe Oude Holle Pannen  zijn daarom allemaal netjes hetzelfde. Vroeger gebeurde het met arbeiders die ze ‘uit de hand’ sneden, ovens die nogal wisselend van temperatuur waren en misschien ook met klei die wisselend van kwaliteit kon zijn. Met wisselende dakpannen als gevolg. Net wat dikker, dunner, korter, langer, breder, platter, holler…

En als het dan ook nog verschillende partijen door elkaar zijn, van verschillende fabrieken, dan gaan de rijen slingeren en krom liggen en is het dus vrijwel onmogelijk om er een goed sluitend dak van te leggen. In het dakvlak wat we vorig jaar op de werkplaats legden zitten dus best wat punten waar we ons niet helemaal senang bij voelen. Vooral niet bij sneeuw.

Dus we hoopten dat wat er van de boerderij af zou komen wat eenvormiger zou zijn.

De Holle Muldenpannen zijn gemakkelijk genoeg te herkennen. Er zit wel enige variatie in lengte en breedte en mate van kromheid in (en er staan vingerafdrukken van de arbeiders in, handgevormd dus), maar ze zijn redelijk  als een sluitend dak te leggen. Maar de Oude Holle Pannen bleken verschillende partijen. En ook binnen de partij kennen ze een enorme variatie. En dan was een groot deel ook nog afgeschilferd door weersomstandigheden in de loop der jaren. Het advies van onze aannemer was dan ook: “Gooi ze maar op het pad, daar heb je niets meer aan!”

Maar… wij vinden de Oude Holle Pannen veel móóier dan de Holle Muldenpannen! Liefst zouden we de Oude Holle Pannen op de werkplaats hergebruiken.

Maar ja, dan zit er maar één ding op: per partij sorteren en bepalen wat er bij elkaar past,  in welke volgorde je ze dan kunt combineren en of je er genoeg hebt. En dat was een klus waar ik behoorlijk tegen op zag. Het is namelijk rotwerk. Zeker bij slecht weer.  Zware dakpannen sjouwen (gewicht Holle Muldenpan 2,7 kg, de Oude Holle Pannen heb ik niet gewogen maar wegen zeker ook meer dan 2 kg per stuk), alsmaar heen en weer lopen en Heel Veel Niet Ergonomisch Verantwoord Bukken. Dus de pannen stonden er nog steeds zoals ze vier weken geleden van het dak af kwamen.

Maar dit weekend kwam Barbara TWEE dagen helpen. En Barbara is iemand die er volkomen de humor van kan inzien om te bepalen of “dit nou zo één van die wat dikkere is, of hoort-ie toch bij die andere, die iets dunner zijn en een wat scherper hoekje hebben?”

Dus we hebben, onder werkelijk abjecte weersomstandigheden (het begon zaterdag nog zonnig, ging steeds harder waaien, tot stormkracht, vervolgens kregen we zondag buien, toen regen en uiteindelijk sneeuw) duizenden dakpannen door onze handen gehad.

“Zijn deze nou korter dan die andere, of horen ze wel bij elkaar?”

“Leg ze maar even apart, dan kijken we zo dadelijk wel of ze bij elkaar horen.”

“Vind jij dit een rond of een scherp hoekje?”

“Mmmm, rond. Nee, toch scherp. Kijk eens vanaf de achterkant? O ja, kijk, hij heeft een breder nokje. Die hoort dáárbij.”

“Wat denk jij, is deze nog te hergebruiken?”

“Hmmm. Is dat gat door en door? O, kijk, hij heeft hier ook een haarscheur. Leg maar bij de B-keuze.”

“Is dit nu wel een machinaal gevormde? Hij heeft wel van die strepen maar ik kan het niet goed zien want het hoekje is eraf”

“Dit lijkt wel zo’n omgeslagen randje. Alleen kan je het niet goed meer zien, want hij is afgebrokkeld.”

“Hee, van dit type ligt volgens mij ook nog een stapeltje achter de werkplaats. O nee, dit is een andere, zie je wel. Volgens mij hoort deze bij de iets bredere die op die pallet liggen bij die wat dieper gegolfde, met een smaller nokje.”

Etcetera. En intussen duizenden kilo’s gebakken klei heen en weer tillen. Je krijgt diep respect voor de arbeiders wier vingerafdrukken in de dakpannen stonden die door onze (beschermend gehandschoende) handen  gingen.

We liepen dus niet in de Klimaatmars mee, maar waren wel heel ecologisch bezig. Althans, wat betreft hergebruik. Want hoe verplaats je vervolgens pallets met dakpannen? Met de trekker. Maar rijden met een pallet vol hoog opgestapelde dakpannen over ongelijk terrein – dat is vragen om scherven. En hoe zet je ze vast? Harmen gaf het antwoord: met rekfolie. Dat is dus weer wat minder ecologisch; ben je allemaal plastic zakjes aan het besparen, wikkel je een hele rol plastic om je bouwmateriaal. Het zat me niet lekker, maar ik wist ook geen betere methode.

De eindscore viel helaas een beetje tegen. Er waren toch wel heel veel dakpannen in erg slechte staat. Nog bruikbaar voor een houthok of zo, maar niet voor een dak wat echt dicht moet zijn. We hebben niet genoeg Oude Holle Pannen voor de werkplaats. Maar wel precies genoeg Holle Muldenpannen. De Oude Holle Pannen moeten wachten tot we de kapschuur bouwen, waar nu de noordschuur nog staat. Ooit, als het huis af is…

Van boven naar beneden…

Het werk gaat harder dan de berichtgeving. We klussen zo hard, dat ik s’avonds te moe ben om er een blogje over te schrijven.

Het afbreken van de kapconstructie is… spannend. Je moet nadenken welke balken je in welke volgorde afzaagt. Als ze blijven hangen en op een verkeerde manier naar beneden komen kan dat tot levensgevaarlijke situaties leiden. Gelukkig hebben we al een keer zoiets gedaan; de stal achter ons huis in de van Bemmelstraat. Al was die wel een stukje kleiner. Joris heeft de steiger tot 6 m hoog opgebouwd, veel werk, maar een stuk veiliger dan vanaf een ladder. En dan maar zagen.

eerst alle panlatten door, anders blijft alles aan elkaar hangen
voor ieder stukje dak moet de steiger opnieuw opgebouwd… veel werk, maar wel zo veilig!

 

Het oude hooiluik kan voor het eerst in een halve eeuw weer open

De palen van het gebint van de oude hooischuur zijn van grenen en sterk aangetast door rot en houtworm. Het gebint wat de oude meneer begin jaren ’60 op de kop heeft getikt om de constructie te verlengen is van eiken en heel mooi. Er staat zelfs nog een timmermansmerk in. Jammer dat we het niet kunnen gebruiken in het nieuwe huis, maar het heeft niet de juiste afmetingen (en op maat maken is veel duurder dan een nieuw gebint maken). Dan moet het maar het uitgangspunt worden voor een toekomstige schuur!

 

 

Bij de afbraak van die stal in de van Bemmelstraat hebben Corrie en Maarten ons destijds goed geholpen. Dus kwamen ze dit keer ook weer een dagje. Het wordt een soort traditie. Al hopen we niet dat we over wéér 10 jaar wéér een huis aan het afbreken zijn (maar wie weet wat Corrie en Maarten nog voor plannen hebben?)

Trip Down Memory Lane: twee foto’s van juni 2008. Tja, ons huidige project is wel echt versie 2.0. Maar we hebben veel geleerd van de vorige keer. En het was net zulk mooi weer… en dat in februari!
En Maarten en Corrie hebben er nog altijd lol in!

Het grootste deel van het dak was (gelukkig) onbeschoten; je keek van onderaf direct tegen de pannen aan. Maar in de werkplaats en de zolder boven het huisje zat er dakleer (asfaltpapier) en kippengaas onder de panlatten. Dat bleek enorm lastig te verwijderen; het kippengaas hield alles stevig bij elkaar. Corrie en ik volgden de strategie om het gaas draadje voor draadje weg te knippen en zo de kap van het huisje bloot te leggen. De mannen kozen voor de rechtstreekse benadering: eerst het hele dak van de werkplaats naar beneden, en dan demonteren. Dat ging wel sneller.

De sporen van het huisje waren verbijsterend slecht. Allerlei verschillende stukjes rest- en afvalhout, vol houtworm en half vergaan. Toen het kippengaas er eenmaal af was trokken mannen zó de hele kap om.

A je to!

En toen stond de topgevel vrij… en ook dat was 10 jaar geleden geen feest. Gelukkig hadden we dit keer iets meer ruimte. Tien jaar geleden viel de schoorsteen bijna in de steeg waar kleine buurjongetjes heen en weer renden. Dat kon nu gelukkig niet gebeuren.

(En nog even een plaatje van 10 jaar geleden… vanaf een steiger werkt het een stuk plezieriger. Maar de schoorsteen van ons huidige project was wel een stuk harder dan deze topgevel!)

De voorgevel van de woonkamer bleek in spouw gebouwd! Gek genoeg loopt het binnenspouwblad naadloos door in de (buiten)muur van de ‘aangebouwde’ kamer, terwijl het buitenspouwblad aansloot bij de muur van de slaapkamertjes. Hoe dit nu weer zit met volgorde en bouwhistorie?

In ieder geval zijn er maar weinig spouwankers voorzien. Het buitenspouwblad was met een balkje zó los te wrikken!

Nog een deel van het hout weg en dan de muren! Het voelt goed om het langzaam en zorgvuldig te doen. We willen zoveel mogelijk hergebruiken.

Stevige balken ontspijker ik om straks te gebruiken bij het stutten van de bekisting als we beton gaan storten. Kleine balkjes worden tijdelijke boompalen (ze zullen maar een jaar of twee, drie meegaan, maar tegen die tijd moeten boompjes ook op eigen wortels kunnen staan).

Het overige onbehandeld hout kan de kachel in.

Dakpannen zoeken we uit: wat hergebruikt kan worden gaat netjes op pallets (die we kregen van buurman Koos!). En de rest gaat, met het overige puin, de puinbreker in. Want straks moeten de funderingstrucks het pad over (en als ik denk aan de mogelijkheid van een vastgelopen betonwagen vol uithardend beton krijg ik wel een beetje buikpijn. Dus dat pad moet stevig zijn!)

Kippengaas en ander metaal gaan naar de schroothandel. Al met al hoeft alleen het behandeld hout, het dakleer en wat overig los spul (piepschuim, pur, plastic) afgevoerd te worden. Het voelt dan ook meer als ‘demonteren’ dan als ‘slopen’. Cradle to cradle, circulaire economie enzo…