En toen kwam de hitte… en het wàs erg. Verschrikkelijk zelfs.
Op 20 juli was het eigenlijk nog koel, we hadden zelfs een buitje. Op 21 juli was het erg mooi weer en werd het al aardig warm in de zon. En toen werd het heter… en heter…
We hebben ons eigen hitteprotocol:
- van tevoren zorgen dat de moestuin goed nat is (elke nacht sproeien);
- zoveel mogelijk boompjes van tevoren water geven;
- zoveel mogelijk mulch rond de boompjes;
- schapen in de schaduw (en op gras).
Maar ondanks dat alles dus best natte voeten had, werd het in de zon zó gloeiend heet dat er heel wat hitteschade optrad. In één dag veranderde het gras op het stuk wat we hebben verpacht van sappig groen naar crispy blauw en vervolgens naar geel. Het gras op ons eigen stuk was al niet zo sappig meer en werd gewoon bruin.
De schapen in de schaduw houden was een enorm gedoe. Er is namelijk geen plek meer met ’s middags schaduw, waar ook nog een beetje gras staat en waar ik de elektrische netten kan neerzetten. Aan een pin kunnen ze wel staan, maar erg leuk vinden ze dat niet. En daarbij
- mag Arie niet bij de ooien (maar wel bij de lammetjes);
- maar hij kan ook niet helemaal ergens in zijn eentje in een hoekje staan, dan wordt hij helemaal hysterisch;
- zijn de schapen erg goed in het omgooien van wateremmers;
- heb ik geen tijd om elke dag netten te verplaatsen (dat is best veel werk);
- werken de netten niet zo goed, omdat de grond zó droog is dat de aardpin (een 60 cm lange koperen buis!) geen effect meer heeft;
- moeten de lammetjes zo langzamerhand gespeend worden; ik zet ze in de loop van de dag bij moeder vandaan. Elke dag een half uurtje eerder. Maar dat vinden ze niet leuk! Zo ontzettend niet leuk dat ze zó een schrikdraadnet omtrekken.
- Het helpt wel iets als ze dan bij Arie in een weitje staan,
- maar dat betekent dat Arie dus ’s middags in een (beschaduwd) weitje moet staan, in plaats van aan de ketting,
- en dat was er niet meer.
- en als Arie in een weitje staat en hij vindt dat de ooien te ver weg zijn, rent hij zó het net door, of er nu stroom op staat of niet. Vervolgens verandert het arme beest in een geëlektrificeerde rollade.
Kortom: het was elke dag een puzzel. De volwassen schapen heb ik zoveel mogelijk aan een pin gehad, ’s ochtends aan de ene kant van de houtwal, ’s middags aan de andere kant. Het gras en onkruid langs het pad is nu helemaal plat en de hazelaars zijn ook netjes “opgesnoeid”. De lammetjes liepen ’s ochtends vrij bij mama en stonden ’s middags in een ieniemienie weitje waar dan net een plukje schaduw overheen viel. Drie keer per dag verhuizen (steeds een uur werk, met veel geprotesteer van de schapen) en nieuw water er naartoe slepen. Van alle gekkigheid gaf Nel nauwelijks nog melk. (Als de lammetjes al niet ’s nachts ontsnapten zodat ze haar ’s ochtends helemaal leeggelebberd hadden). En uiteraard kon ik niet langer dan een paar uur van het erf af.
Tussendoor kon ik weinig anders doen dan in ontzetting toezien hoe het gras en de boompjes verschrompelden. Boompjes die de droge zomer van vorig jaar overleefd hadden gaven het nu op. De eiken zitten onder de meeldauw, het blad is blauwgrijs. De vlieren zijn geel. Lijsterbessen en krentenboompjes zijn rood en bruin, alsof het al oktober is. Berken en meidoorns worden geel en laten hun blad vallen, net als de jonge lindes.
Gekleed in een oud overhemd van Joris (tegen de verbranding) en een brede zonnehoed probeerde ik nog water te geven maar het had gewoon geen zin. Niet zo gek; in de zon liep de temperatuur op tot ver boven de 50 graden.
(Precies weet ik het niet, maar ik probeerde yoghurt te maken. Dat doe je door melk tot ca. 40 graden te verwarmen, te ‘enten’ met wat yoghurt en het dan een aantal uur op 40 graden te houden. Normaal gesproken doe ik dat met behulp van een dikke wollen deken en een kersenpitkussen, nu had ik het in de zon gezet. Maar ik lette niet op en toen ik weer bij de pot met yoghurt-in-wording kwam stond de thermometer die ik ernaast had gelegd op 55 graden. Dat heeft de yoghurt niet overleefd. Geen wonder dat de boompjes in hitteshock raakten. Ze konden het water niet snel genoeg transporteren van de wortels naar de bladeren.)
Zelfs het riet in het helofytenfilter, dat ál ons afvalwater te verwerken krijgt, is drooggevallen en verschrompeld.
Eén kip heeft de hitte ook niet overleefd. De anderen zitten zielig hijgend in de schaduw. We letten er goed op dat ze altijd water hebben. De enigen die zich er weinig van aantrekken zijn de eendjes. Maar die hebben dan ook hun eigen zwembad.
Zulke hitte doet iets met je. Mede vanwege het slaapgebrek (er was nergens meer een koele plek om te slapen) werd het steeds onwerkelijker. Soms was het doodstil en hoorde je niets dan het getsjirp van de krekels en sprinkhanen in de zinderende lucht, soms woei er een hete wind die steeds meer blaadjes meevoerde, tot hele verschrompelde toppen uit de bomen aan toe.
Wordt dit het nieuwe normaal? Daar lijkt het wel op. Alle voorspellingen over klimaatverandering komen uit en dit soort hittegolven en droogeperioden zullen vaker en vaker voorkomen. Het sterkt me nog meer in het idee dat we moeten volhouden en méér bomen planten. Zowel om de klimaatverandering tegen te gaan, als om de wereld ondanks de klimaatverandering leefbaar te houden. Bomen zorgen voor schaduw en koelte. Ze produceren biomassa die kan worden omgezet in humus, die het water in de bodem vast houdt. Met hun lange wortels kunnen ze langer bij het grondwater komen dan gras. En als we de juiste soorten planten, kan je ook van bomen heel veel oogsten: een voedselbos. Daar moeten we naartoe.