En donderdag was het zover: het Grote Gat voor de fundering kon worden uitgegraven. We hebben uiteindelijk gekozen voor een fundering met schuimbeton. Dat is een superlicht soort beton, een soort kunstmatig puimsteen. Omdat het zo licht is, zakt het niet naar beneden maar geeft het juist een opwaartse druk. En het isoleert ook nog eens heel erg goed.
Om het gewicht van het huis goed te verdelen over deze laag komt daar bovenop een laag gewapend beton van 13 cm dik, met extra wapening op de plekken waar de dragers van het gebint staan. Dáároverheen komt dan aan de binnenkant van het huis wéér 30 cm schuimbeton en daarop een cementdekvloer. Die laatste twee lagen brengen we pas aan het eind van de bouw aan.
Het schuimbeton moet van de constructeur overal een halve meter buiten de contour van het huis uitsteken. Er moest dus een gat gegraven tot een diepte van 50 cm onder het niveau van de kelderwanden en 19 x 11 m. Dat is véél grond. Een deel daarvan hebben we gebruikt om op twee plekken de toegang tot het weiland dat we verpachten te verbeteren.
Aan de ene kant, bij de bocht in het pad, hebben we een ingang naar het weiland gemaakt. Die was er waarschijnlijk oorspronkelijk ook, maar daar was al heel lang niets meer van te zien. Het was toen we hier in 2017 kwamen één groot brandnetel-braambos, waarin een oude jeep en één of ander landbouwwerktuig stonden te roesten. Waarschijnlijk is er ook huisafval gestort in het verleden; ik vond er stukjes metaal, plastic en glas.
Na verwijdering van rommel, bramen en brandnetel was het in 2017 al een stuk gefatsoeneerd. Tijdens de afgelopen hete dagen hebben de schapen er gestaan (lekker in de schaduw) en het gras en jonge boompjes kort gemaakt. Jammer genoeg moest ook de mooi breed uitgegroeide hazelaar gekortwiekt worden. Zonde maar helaas noodzakelijk. In de winter zagen we de overige takken ook kort af, dan kan hij weer gelijkmatig uitlopen.
En toen kon er 12 m3 grond op. Nu kan onze boer van hieraf het weiland op komen als hij moet maaien en hoeft hij niet helemaal over ons erf. Dat is wel prettig. Het moet wel weer een beetje groen worden…
Aan de andere kant van het ‘landgoed’ waren de twee stukken grond die de boer pacht met een smal dammetje over de sloot met elkaar verbonden. Tè smal: het was zelfs met ons kleine trekkertje heel eng om overheen te rijden, laat staan met een maaier. Dus die kon nu ook mooi verbreed en verhoogd worden met een deel van de grond.
De overige grond ligt op een bult. Over een paar jaar kunnen we die weer gebruiken om rond het huis aan te heuvelen en het erf wat op te hogen.
Rondom de kelder moest de losse grond weer laagje voor laagje aangetrild worden met een trilapparaat.
En aan het eind van de dag lag Het Grote Gat er. Met interessante grondsporen (tja, een beetje archeoloog blijf je altijd) waar in het verleden allerlei sleuven en sloten, gaten en kuilen zijn geweest. Eén (afval) kuil leverde zowaar een vondst op: het deksel van een blikje (!) tandpasta…