Het wordt buiten aardig koud en de vlaswol staat verschrikkelijk in de weg, dus we zijn meteen maar begonnen met het in het dak te proppen. Geen geringe klus. Nu blijkt, dat het misschien toch niet zo handig was dat we akkoord gingen met de oplossing van de leverancier om een extra laag van 4 cm toe te voegen. De kussens van 14 cm dik kunnen we gewoon tussen de sporen proppen en die blijven dan hangen. (Behalve op de plekken waar de sporen een beetje wijken – niets is kaarsrecht.) Maar de dunne ‘deken’ van 4 cm doet dat niet.
Dat betekent : eerst de laag van 4 cm aanbrengen. Vastklemmen met een houtje wat je tussen de sporen klemt. Op dezelfde manier nóg een ‘deken’ (officieel heet het geloof ik een ‘paneel) erboven of eronder aanbrengen. Zorgen dat de naden netjes aansluiten, ondanks dat beide panelen slap over hun houtje bungelen. Dan anderhalf paneel van 14 cm aanbrengen, waar het paneel van 4 cm dan boven blijft hangen. Op die manier overlappen de lagen tot halverwege en komen de naden tussen de panelen steeds halverwege de volgende laag. Ergens het houtje er tussenuit peuteren. En dan het laatste paneel van 14 cm.
Dat betekent dus dat je per baan steeds over een ‘werklengte’ van 2 hele panelen (=2,40 m) erbij moet kunnen. Zolang je vanaf de verdiepingsvloer werkt, gaat dat nog wel.
Maar toen moesten we de nok in.
Uiteindelijk kostte het een hele dag hard werken met ons tweeën, om vier ‘banen’ (tussen de sporen) helemaal vol vlaswol te krijgen. Nu waren dit waarschijnlijk wel de lastigste om te bereiken. Maar in de schuine stukken wordt het natuurlijk snijwerk, wat ook weer meer tijd kost. Gewoon twee dikke ‘kussens’ aanbrengen was aanmerkelijk makkelijker geweest.
‘Ik geloof dat het zestig sporen zijn’, zei Joris.