In 2013 maakten we in Transsylvanië voor het eerst kennis met de hoge kunst van het maaien met de zeis. Wat een prachtig ding is zo’n zeis! Het is bijna niets, in termen van materiaal: een houten handvat en een dun ijzeren blad. Maar als hij ècht goed scherp is en je een goede techniek hebt, dan maai je mooier, sneller en véél stiller dan met apparaten waar veel meer techniek in zit, zoals een bosmaaier.
(Oké, een tractor met 12 m breed maaidek haal je niet in met een zeis. Maar zo’n tractor en het gebruik daarvan hebben ook onvergelijkbaar meer fossiele input nodig. Met een zeis blijft het dierenleven in het gras, zoals rupsen en insecten, trouwens ook intact. Zo’n cyclomaaier vermorzelt alles, up to and including gruttokuikens, jonge hazen en reekalfjes.)
Natuurlijk zit de truc ‘m erin dat de zeis ècht scherp moet zijn. Dat doe je door het blad te ‘haren’; héél zorgvuldig de rand van het blad uithameren op een aambeeldje (een ‘haarspit’), tot het zo dun en scherp is als een scheermes. En dat is veel moeilijker dan het maaien zelf. Sla je te hard, dan maak je het blad kapot en gaat het golven, sla je te zacht, dan blijft de zeis bot. Sla je te ver van de rand, dan maak je de zeis onbruikbaar. Na een halve dag zeisen moet je het blad opnieuw haren; tussendoor maak je de zeis telkens scherp met een strekel (of, als je in Transsylvanië of Oostenrijk woont: een natte wetsteen.)
In het dorpje in Transsylvanië waar we waren, brachten veel mensen regelmatig hun zeis naar een paar boeren die het haren echt goed beheersten. En naar het schijnt gingen op de hoge zandgronden in Brabant vroeger oude mannen speciaal met de maaiersploeg mee om te haren. Het maaien zelf ging dan niet meer; ze werden in een kruiwagen naar het te maaien veld gebracht en zaten de hele dag de bot geworden zeisen uit te hameren. Specialistenwerk dus.
Enfin. In 2016 waren we weer in Roemenië. Toen hebben we allebei op de markt een zeisblad gekocht en de lokale timmerman een handvat (op maat!) laten maken. We waren nog even bang dat zulks bij het passeren van de grens voor problemen zou zorgen. Maar nadat de norse douanebeambte de merken van onze zeisen nauwkeurig had bestudeerd gaf hij ze met een goedkeurend knikje terug. Blijkbaar hadden we een goede kwaliteit uitgezocht.
Maar in onze – toch tamelijk ruim bemeten – Amersfoortse tuin was niet echt ruimte om met een zeis te zwaaien. En in het nabijgelegen Postzegelpark lagen allerlei bakstenen en ander bouwafval op de loer om mijn zeis onherstelbaar te beschadigen. Dus de zeis hing grotendeels ongebruikt te wezen, tot we naar De Hoeve verhuisden. Hier hebben we gras genoeg om te maaien. Maar dat haren dus hè.
En toen kwamen we (via het ecologieforum) in contact met John. Die woont hier niet ver vandaan en heeft een bijna-helemaal-fossielvrije zelfvoorzienende boerderij. En dan een echte, niet zo amateuristisch als wij. Hij bakt zijn eigen brood en brouwt zijn eigen bier, van graan dat hij zelf verbouwt en maalt in de door zijn eigen paard aangedreven en en eigenhandig gerestaureerde rosmolen. Dat soort dingen. Groente, fruit, vlees, het komt allemaal van eigen erf. En hij maait dus met de zeis (op NK -niveau). En hij kan haren.
In 2017, toen we hier net woonden, hebben we al een keer een zeisdag met John georganiseerd. Dat was een groot succes. Nu de coronaregels versoepeld waren wilden we dat graag herhalen. Dit keer kwamen er vooral veel mensen van wildezadenbedrijf De Cruydthoeck. En we hadden geweldig mooi weer!