Verhuizen in slow-motion

“Wonen jullie er nou nog niet in?!”
Nee, we wónen nog steeds niet in het huis. Maar we zíjn er al wel heel veel. En er gáát ook steeds meer naar het huis. Elke dag verhuist er wel iets van de caravan of de werkplaats naar het huis. En blijft daar dan ook.

Toen we in oktober de boeken hierheen haalden hebben we die, doos voor doos, minimaal 48 uur in de vriezer gezet, om eventueel aanwezige zilvervisjes (en eitjes) te doden. En daarna op de zolder van het nieuwe huis. Waar ze in januari gezelschap kregen van de opgeruimde kerstversiering.

Mijn ouders kwamen in maart logeren, toen verhuisden de logeerbedden van de zolder-boven-de-werkplaats naar de toekomstige logeerkamer. En een paar weken later ook alle slaapmatjes, reserve beddengoed etc.

We hebben al sinds de winter allebei een werkplek in het huis ingericht. Joris op de toekomstige studeerkamer, mijn werkplek is nog in de toekomstige woonkamer.

Joris is prachtige deuren aan het maken van oude eiken vloerplanken. Daarvoor had hij meer ruimte nodig in de werkplaats. Dus toen verhuisde ook de rest van het kantoor, inclusief de boekenkast, naar het huis. Dat maakt het direct een stuk huiselijker. HOERA! Eindelijk (een deel van) mijn boeken weer onder handbereik!

De afgelopen jaren hebben we héél veel potjes opgespaard. Maar doordat die in allemaal op elkaar gestapelde dozen zaten kon ik nooit de juiste maat potjes vinden die ik nodig had. Maar nu is er in de kelder eindelijk ruimte om te sorteren! Doos voor doos verdwijnt van de werkplaatszolder…

Met Pasen hebben we de keuken opgesteld. De stelpootjes van de kastjes werkten (na enige overreding) nog goed. Toen kon ook het aanrecht er op. Het ziet er meteen heel chique en ‘af’ uit, maar dat is schijn. Het water is nog niet aangesloten (de vaatwasser dus ook niet), de inductiekookplaat bleek het niet te doen (van de vaatwasser weten we het niet) en er is nog geen afzuiging (want de afzuigkap die er bij zat past niet bij onze opstelling). En we hebben er een kastje met oven tussen gezet en aan de andere kant moet er een kastje wijken (want anders past er geen koelkast naast). Het granieten aanrechtblad past dus niet meer en zal vervangen moeten worden (met uitsparingen voor inductiekookplaat en downdraft afzuigsysteem).

Maar de bijkeuken is wel functioneel! Eén van mijn grote wensen was een grote, diepe (horeca)spoelbak. Iets minder handig voor de gewone afwas (die uiteindelijk dan ook in de gewone keuken gedaan zal worden), maar geweldig voor het vullen van emmers en het schoonmaken van grote dingen. Verder hebben we een gasstelletje op de kop getikt. Ladenkastje erbij van een afgedankte keuken uit het dorp. En voilá: een bijkeuken die perfect dienst kan doen als kaasmakerij, maar ook tijdelijk als keuken kan dienen.

En ik kan weer melken. Dus er is weer genoeg melk om een (wat grotere) kaas te maken. Daarvoor gebruik ik de weckpan. Is die ook weer van de werkplaatszolder af.

Dus elke dag verhuist er wel weer wat naar het huis. Soms alleen wat servies of een doos boeken, soms een apparaat zoals de vriezer of de wasmachine. En als de wasmachine er staat kan de wasmand er net zo goed staan. Of je nou vuile was van de wasmand in de stacaravan naar de wasmachine in het huis brengt of je vuile sokken direct naar het huis brengt om in de wasmachine te gooien…

Bovendien douchen we al een poos in het huis. Sinds het begin maart mooi weer werd werkt de zonneboiler prima. Met 800 liter buffervat wat door de zon op 80 graden gehouden wordt is het onzin om op duur flessengas douchewater voor de stacaravan op te warmen. Ook al is de badkamer nog niet helemaal af. Gewoon niet teveel spetteren… Dus de handdoeken kunnen ook weg uit de caravan (waar de kasten altijd vochtig zijn zodat alles naar schimmel gaat ruiken).

En het is dan natuurlijk ook heel handig om af te wassen in de bijkeuken, want: gratis warm water. Laten we dan ook maar in het huis gaan eten. Waarom staat er eigenlijk nog servies in de stacaravan?

Kortom, we beginnen er al aardig over te denken om ook ons bed te verhuizen, wat de verhuizing ‘officieel’ maakt. Dat staat dan wel hevig in de weg als we de muren gaan stuken en de leemvloeren storten, maar dat zien we dan wel weer…

Boomkikkers

Dit jaar zijn er heel veel boomkikkers. Toen ik vanmiddag een rondje rond de poel liep spotte ik er wel een stuk of acht. En dat zijn dan alleen nog de exemplaren die je ziet.

Met hun felgroene kleur lijken ze heel opvallend, maar tussen de eveneens felgroene vegetatie zijn ze perfect gecamoufleerd. En ze zitten doodstil.

’s Nachts zijn ze een stuk minder stil. Ongelooflijk hoeveel herrie er uit die 4 cm grote lijfjes komt.

KÈKÈKÈKÈKÈKÈKÈKÈ! KÈKÈKÈKÈKÈKÈKÈ! KÈKÈKÈKÈKÈKÈKÈKÈ!

(Of in vertaling: SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! SEKS! Tja…)

Dorpsgenoten (op een halve km afstand!) vragen bezorgd of wij nog wel kunnen slapen. Ja hoor, we vinden het een geweldig geluid. Net of je in een tropisch oerwoud bent.

Het vijfde jaar!

Ongelooflijk maar waar: we vieren het eerste lustrum op onze prachtige plek. Wat is er al veel gebeurd! En wat moet er nog veel gebeuren!

Hadden we verwacht dat we na vijf jaar nog steeds niet in het huis zouden wonen? Ja en nee. We hadden wel verwacht dat de bouw van het huis drie of meer jaar in beslag zou nemen. Maar we hadden niet verwacht dat we pas na tweeëneenhalf jaar zouden beginnen met het huis.

En eigenlijk hebben we het huis in maar één jaar van fundering (augustus 2019) tot wind- en waterdicht (september 2020) gekregen, dat is toch een prestatie. Alleen, na wind- en waterdicht moet er nog zoveel gebeuren…

Maar het begint echt al op een huis te lijken, zowel van binnen als van buiten. In huis staat de boekenkast (dat wordt een apart blogje) en de borders rond het terras worden voorbereid door er een jaar aardappels te kweken (dat wordt ook een apart blogje).

In de ‘voortuin’ is eindelijk ruimte voor wat kleur. In de loop van dit jaar ga ik hier een mooie border aanleggen.

En dit jaar bloeien overal de narcissen! De afgelopen jaren bloeiden ze maar matig, waarschijnlijk kwam dat door de droge zomers in 2018, 2019 en 2020. Vorig jaar hebben ze goed water gekregen en dat is te zien!

Om het voorjaarsgeluk te vervolmaken lopen de lammetjes lekker bij de schapen in de wei.

En in de moestuin steken de eerste asperges de kopjes al boven de grond!

Wel hadden we verwacht dat het terrein na vijf jaar al meer begroeid zou zijn. Het voedselbos wat ik van plan was staat er nog niet. Deels omdat de schapen ervoor zorgden dat de plannen toch gewijzigd werden, deels doordat veel aanplant sneuvelde in de droge zomers van 2018-2020. Maar de boompjes die vorige jaar geplant zijn, zijn mooi aangeslagen. En dit jaar ga ik een nieuw ontwerp voor het terrein maken, met ruimte voor zowel een voedselbos als de schapen.

Huisje, boompje, beestjes… het komt helemaal goed.

Daar zijn de lammetjes weer!

In 2020 en 2021 had ik om deze tijd al lang lammetjes. Maar vorig jaar heb ik een nieuwe dekram gekocht. Ik wilde namelijk mijn schapen een beetje ‘soberder’ maken. Friese melkschapen blijken eigenlijk meer geschikt voor een rijke klaverweide op de vette Friese klei dan voor mijn schrale zandgrond. Ik moet ze dus heel veel brok bijvoeren.

Vorig jaar heb ik daarom, op aanraden van schapenmelkers met hetzelfde probleem, een Solognote rammetje gekocht. Dat is een ras wat is gefokt op schrale moerasgrond in Bretagne. En ze zien er leuk uit: de lammeren zijn bruin, maar na verloop van tijd wordt de dikke vacht blond, terwijl de kop en poten bruin blijven.

Een Franse ram moest volgens Joris een Franse naam krijgen. Op numer 35 van de lijst met ‘meest populaire Franse voornamen’ stond Bruno. Tja, dat was wel heel passend.

De andere lammeren moesten destijds een beetje wennen aan Bruno, maar dat kwam snel genoeg goed. Op 1 november is hij bij de ooien gegaan. Die moesten blijkbaar ook een beetje aan hem wennen. Want na 5 maanden min 5 dagen (25 maart) toonde alleen het jongste schaapje, Lisa, een beetje uier. En toen duurde het alsnóg bijna twee weken voor de lammetjes er waren. Maar gisteravond was het dan zover!

Een rammetje en een ooitje, beide bontgevlekt en beide direct in de benen op zoek naar melk. Ze zijn anders dan volbloed Friese melkschapen: ze hebben een dikke staart (melkschapen hebben kale staarten) en het rammetje heeft een zachte vacht, bijna als een geitenlam (melkschaaplammetjes hebben een stug, wollig vachtje). Maar dat schijnt na een paar weken uit te vallen en alsnog wol te worden.

Moeder en kinderen maken het goed. En nu maar afwachten of de andere twee dames nog door Bruno ‘bezocht’ zijn. Nel lijkt aardig rond te worden, maar heeft nog geen schietend uier. En aan Sandra is nog helemaal niets te zien. Afwachten …

Kelder (bijna) af!

Het afwerken van de kelder heeft stiekem toch weer heel veel tijd gekost. Het lag regelmatig een poosje stil omdat

  • mijn elleboog zeer deed;
  • en/of het mooi weer was en het werk in de moestuin dus prioriteit had;
  • (en/of de aanleg van de voortuin en/of verzorging van het weiland en/of het planten van de laatste boompjes en/of het bouwen van takkenrillen van het hazelaarsnoeihout);
  • en/of er bouwvakkers waren die begeleiding behoefden;
  • en/of ik 10 m3 champost had besteld die eerst even uitgekruid moest worden;
  • en/of het zulk mooi weer was dat ik eíndelijk voor het eerst in 5 jaar de stacaravan aan de buitenkant heb schoongemaakt;
  • (en de stal – van binnen dan);
  • en/of we visite kregen;
  • en omdat ik na de eerste laag stuc bedacht dat het handiger was om eerst de vloer te doen en daarná pas de finish, want dat ik egalisatiemortel er nooit in zou krijgen zonder de mooie witte muren vol te spetteren (dat was ook zo);
  • en/of er nog veel meer zaken te doen waren (en stuken kan je nu eenmaal niet even een half uurtje tussendoor gaan doen).

Maar vandaag zijn eindelijk de laatste stukjes ‘finish’ op de muren gegaan. Het was een leerzaam proces; ik heb flink geëxperimenteerd met verschillende mixen en verschillende technieken. De muren zijn dan ook niet allemaal even perfect glad, maar voor de kelder is het zeker goed genoeg. En ik heb in het proces genoeg geleerd om nu de badkamer aan te durven. Al biedt die natuurlijk weer hele andere uitdagingen (bijvoorbeeld geen kalkspetters krijgen op de nette tegels en sanitair die er al in zitten).

Tussendoor heb ik dus ook nog een tegelvloertje gelegd. Ook nog een hele exercitie; de betonvloer had teveel hobbels, dus eerst (volledig niet-ecologische) primer en egalisatiemortel erop. Daarna tegelen – ook in verschillende etappes omdat na de eerste fase eerst de lijm onder die tegels moest uitharden, waarna de trap opzij kon worden getild, zodat ik ook onder de trap kon tegelen. En dan voegen (idem). Ook heel leerzaam allemaal, al was het voornaamste leerpunt dat ik tegelen pokkewerk vind.

(Er zijn allemaal instructieve YouTube-filmpjes met gespierde bouwvakkers die in een handomdraai vloertjes egaliseren en superstrak betegelen. Maar die stappen allemaal gewoon een drempel over naar een andere ruimte. Hoe anders is het als je een trap op moet, of de trap omhoog moet takelen zodat de egalisatiemortel eronder kan vloeien, waarna je – al achter je aan egaliserend – een ladder op klimt die je daarna nog achter je aan omhoog moet trekken, dit alles zonder de geïmproviseerde bouwlamp die voor de noodzakelijke verlichting door het trapgat steekt in de kelder te laten kukelen. Vandaar die spetters.)

Maar het resultaat mag er zijn: de kelder is getransformeerd van donker en tamelijk stoffig betonnen hol naar een frisse en vriendelijke ruimte, waar kazen en voorraden met een gerust hart kunnen worden opgeslagen. Nu alleen de muren nog even een weekje vochtig houden (zodat er geen barsten in de kalk komen), dan kan alles er in!

(En even een echt lampje maken…)