Droogte – het derde jaar

We lijken precies te zijn verhuisd op het moment dat de klimaatverandering ongenadig toesloeg. In 2018 en 2019 was het verbijsterend droog – en nu weer.

Van half maart tot begin juni is er nauwelijks een spat regen gevallen, terwijl de zon volop scheen en het veel waaide. En daardoor zag half mei het land er al uit alsof het augustus was – flets en verdroogd in plaats van groen en sappig.

Dat zorgt voor veel extra werk. Extra opletten of de schapen en de kippen wel voldoende water hebben. De schapen moeten om de haverklap verplaatst, omdat ze het gras in een paar dagen op hebben. En het gras groeit niet bij – het staat helemaal stil! De moestuin, die intussen behoorlijk groot is, moet permanent bewaterd worden. Door de droogte zijn de planten ook gevoeliger voor luis en andere plagen.

Ook de bomen hebben het moeilijk. In 2018 heeft Landschapsbeheer Friesland een rij eiken langs onze sloot geplant. Door de droge zomer van 2019 was er veel uitval. Ondanks dat ik eindeloos water heb gegeven. Maar dat is omslachtig: IBC-containers met water vullen, op de platte kar achter de trekker naar de bomen rijden, een slang van de watercontainer bij een boom leggen en dan ieder half uur weer naar de kar sjokken om de slang en / of de trekker te verplaatsen. De verste boom is 200 m weg, dus al met al leg je dan heel wat afstand af. En toch ging er heel veel dood.

Afgelopen winter is de rij ‘ingeboet’ met winterlindes. Maar met zo’n voorjaar als dit jaar hebben die ook geen beste start. Ze laten nauwelijks een blaadje zien.

Uiteindelijk heb ik maar een watergeefsysteem aangelegd: een tyleenslang langs de bomen, met bij elke boom een slangetje met een druppelaar. Het lijkt te werken, al moet ik er regelmatig langs lopen om te kijken of de druppelaars niet verstopt zijn (er zit nogal wat zand in het water uit onze grondwaterpomp).

De jonge boompjes die ik afgelopen winter heb geplant zijn stuk voor stuk dood. Ik geef het op – heb nu geen tijd om weert eindeloos met de trekker rond te rijden om water te geven.

De grote stukken weiland zijn ook dor en droog. Geen gras voor de schapen – en ook geen schaduw. Ik ben aan het zinnen op een ontwerp met oost-west lopende boomsingels dwars over het land, zodat er wat schaduw is voor de schapen. En hopelijk houden de bomen ook wat meer vocht vast in de grond. Om die jonge aanplant dan wèl te laten aanslaan heb ik al een hele set bewateringsbuizen van een voormalig tuinbouwbedrijf gekregen. Dat wordt een project voor komend najaar!

Begin juni was er nergens gras-met-schaduw meer en stonden de schapen te schreeuwen van de honger. Ik moest ze bijvoeren met boombladeren!

Nu heb ik voor de weilanden-zonder-schaduw hokjes getimmerd van de oude aardappelkratten waarin de dakpannen geleverd werden. Pallet er tegenaan van sloophout, op hun kant gekieperd en voilá, een stukje met-de-tractor-verplaatsbare schaduw. Ze lijken voldoende schurkend-schaap-proof. Voor het najaar ook maar een dakje erop maken, dan helpen ze ook tegen de regen.

Intussen is er wel een paar mm regen gevallen (twee keer ongeveer 3 mm). Dat geeft alweer een iets frissere aanblik aan de hof, het gras wordt weer groen. Maar het is nog niet genoeg. Zolang de temperatuur onder de 25 graden blijft gaat het nèt, maar volgende week is er weer warmer weer voorspeld. Ik houd mijn hart vast.

In bijna heel Nederland hebben de zware buien voor verlichting van de droogte gezorgd. Behalve….

En daarbij is iets eigenaardigs aan de hand: als er een hele lijn met zware buien aankomt, splitst die steevast vlàk voor De Hoeve. De omliggende dorpen krijgen bakken met water en wij zitten in een smalle corridor waar het hooguit een beetje spettert. Of de wind nu uit het westen, zuiden, noorden of oosten komt. Het valt niet alleen mij op, vele dorpsgenoten hebben me op dit fenomeen gewezen.

Precies op het moment dat ik dit schrijf trekt er weer een onweersbui ten zuiden van ons langs. Dorpsgenote Hielke Strampel maakte er bovenstaande mooie foto van. Maar nog mooier was het geweest als het over ons heen was gekomen. Helaas bleef het weer bij een paar spetters.

In ‘The Hitchhikers’ Guide to the Galaxy’ beschrijft Douglas Adams een vrachtwagenchauffeur die zonder dat hij het zelf weet een regengod is.

“And as he drove on, the rainclouds dragged down the sky after him for, though he did not know it, RobMcKenna was a Rain God. All he knew was that his working days were miserable and he had a succession of lousy holidays. All the clouds knew was that they loved him and wanted to be near him, cherish him, and to water him. ”

Zouden we ook zo iemand in De Hoeve hebben, maar dan andersom? Iemand bij wie de regenwolken juist uit de buurt willen blijven? Blijkbaar alleen ’s zomers, want ’s winters kan het hier maandenlang regenen. Hmmm. Op een bevolking van nauwelijks meer dan 400 zielen moet na te gaan zijn wie dat is… 😉

Voorbereidingen kalkhennep

In de week van 29 juni t/m 4 juli wordt de kalkhennep in onze muren gestort. Dat is een belangrijke mijlpaal om naartoe te werken. Sterker nog, op dit moment is het even onze volledige horizon. Want natuurlijk moet er nog van alles gebeuren voor het zover is.

Om te beginnen het houtskelet. Joris heeft daar de afgelopen weken iedere vrije minuut aan besteed. Het voelt direct als een huis!

Dan de afwerking van de fundering en de baksteen muurtjes die de overgang tussen fundering en kalkhennep vormen. Die laten we maken, want we zijn allebei niet zo heel sterk in metselen. We hebben wel zelf heel zorgvuldig het EPDM folie aangebracht. We twijfelden over het afsluiten van het schuimbeton met folie, omdat waterdicht twee kanten uit werkt: er kan geen water meer ín het schuimbeton lopen, maar als het er in zit kan het er door de EPDM ook niet meer uit. Maar dankzij de droogte heeft het schuimbeton daaronder nog lang kunnen opdrogen, ook omdat er nog steeds een sleuf rondom de fundering liep waar we de bekisting hebben weggehaald. Nu is het aan de bovenkant waterdicht. Optrekkend grondwater verwachten we niet, daarvoor zitten we te hoog en zit het grondwater te diep. Bovendien zit aan de onderkant van het schuimbeton natuurlijk nog het plastic van het storten.

De onderste laag van de baksteen muurtjes is uitgevoerd in kalkzandsteen. Toen dat eenmaal lag hebben we een shovel gehuurd om eíndelijk die sleuf rondom dicht te maken. Wat een verademing dat we niet meer over dat ravijn heen hoeven te stappen! Het erf ziet er ook direct ruimer uit.

Daarna heeft Joris weer dagenlang staan zagen. Nu ruim 300 klosjes, waartegen de bekisting voor de kalkhennep wordt bevestigd. Ze zijn heel ambachtelijk gemaakt, met een schuine onderkant zodat het straks makkelijker is om de kalkhennep er omheen aan te duwen.

Intussen metselt de metselaar de baksteen muurtjes. En dát geeft een verschil in aanblik!

Zelf ben ik druk met de organisatorische voorbereiding van de kalkhennepweek. Er hebben heel veel mensen zich aangemeld om te komen helpen. Superfijn, maar het vergt natuurlijk de nodige organisatie om alles op rolletjes (en corona-proof!) te laten verlopen. Er is een mobiele badkamer besteld, het avondeten is geregeld en ik heb een hele dag lopen maaien met een gehuurde ‘ruigtemaaier’ om het kniehoge verdroogde gras een beetje weg te krijgen zodat mensen hun tent kunnen neerzetten.

(We hebben nog steeds zelf geen maaier omdat we nog niet hebben besloten wat voor type nu het handigst is voor ons. Eigenlijk willen we verschillende stukken gras op verschillende manieren onderhouden en het liefst wil je natuurlijk één machine die alles kan. Maar dat loopt flink in de papieren…)

En natuurlijk heeft de moestuin aandacht nodig. En water! In heel Nederland schijnt het geregend te hebben, behalve in De Hoeve! En de schapen ook, om maar niet te spreken van alle melk die ze geven… maar dat worden aparte blogjes.


Maar het wordt móói…!

Druk – en droog!

Al weken geen updates – we hebben het te druk met andere dingen.

Joris is hard aan het bouwen aan het houtskelet voor de muren van het huis. Dat geeft opeens weer een heel ander gevoel aan het huis, het krijgt meer vorm. Nu kunnen we zien wat het uitzicht uit de ramen straks gaat zijn!

Vooralsnog ziet dat uitzicht er minder groen uit dan ik zou willen. Er is sinds half maart welgeteld 10 mm regen gevallen. We hebben geen hooi kunnen winnen: het gras schoot al in de bloei toen het amper 10 cm hoog was. (Ter vergelijking: in 2017 heeft de boer hier wel 3 sneden hooi vanaf gehaald!)

Ik heb met een ‘weidebloter’ de toppen eraf gehaald in de hoop dat het blad weer een beetje zou gaan uitlopen, maar het was te droog. Het land ligt er (nu al!) verschroeid bij alsof het eind augustus is. En er moeten nog drie zomermaanden komen! .

We hebben dus maar heel weinig gras voor de schapen beschikbaar. En met de uitgebreide kudde (nu 5 volwassen schapen en 4 opgroeiende lammeren) moet ik erg creatief zijn. Er zijn nog wat kleine hoekjes op het verpachte land, waar de boer niet bij kon met het maaien. Daar kan ik ze nu weiden, maar na een dag of drie zijn ze daar uitgegeten en moet ik weer een nieuwe plek voor ze zoeken. Dat is elke keer ruim 2 uur werk met heen en weer sjouwen met hekken, schrikdraadapparaten en dergelijke. In de tussentijd lopen de schapen vrij rond. Dat gaat meestal goed (al beschadigen ze soms wel de boompjes) – tot ze opeens in de moestuin stonden.

Ik ben namelijk bezig het hek rond de moestuin te vervangen, van lelijk gaas en oude palen naar een Mooi (kastanjehouten) Hek. Maar omdat het zo druk is gaat dat in kleine stukjes. (Daar komt een keer een apart blogje over). Tja – en toen was het dus even niet schaap-dicht. Gelukkig vonden ze vooral het ‘eeuwig moes’ en de doogeschoten snijbiet erg lekker. Verder wat gaten in het worteltjes-en-uien bed, afgetopte kapucijners en wat bladen van de koolrabi en broccoli af – nog een redelijk beperkte schade.

Tja, dit is natuurlijk èrg verleidelijk als je een schaap bent.

(Ik probeer nog maar even niet te denken aan hoe dat van de zomer moet met de schapen, als het echt heet wordt en er geen regen valt. Het rotatieschema waarbij ze 3 maanden niet op hetzelfde stuk terug mogen komen in verband met parasieten is onmogelijk vol te houden op deze manier.)

Op deze screenshot van droogtemonitor.nl is goed te zien dat we weer echt in een ‘dry spot’ zitten (drieprovinciënpunt Drenthe-Overijssel-Friesland)

De moestuin heeft het ook héél moeilijk. Eerst was het te koud: 16 mei nog felle nachtvorst – overal bevroren toppen aan de bomen en de aardappels en optimistisch al uitgeplante tomaten tot de grond toe afgevroren. En het is kurkdroog. De bron draait weer overuren, maar de grond neemt het water nauwelijks op, zo uitgedroogd is het.

Dus, met intussen 3 schapen te melken, 6 liter melk per dag te verwerken (yoghurt, kwark, verschillende soorten kaas), de bouw, af en toe bouwvakkers, permanent water geven aan de moestuin en verdrogende boompjes, de bus die weer kuren vertoont, om de haverklap de schapen verplaatsen, voorbereiding voor de kalkhennepweek eind juni, glasvezel die opeens in het dorp (en ook bij ons!) wordt aangelegd, de verplichte rondjes-met-het-hondje en heel erg veel kantoorwerk vervelen we ons bepaald niet!

Hier staan de schapen op het randje gras waar de boer niet goed bij kon op het verpachte land. Een weinig efficiënt gebruik van de netten, langs zo’n strookje. En waar ze heen moeten als het gras hier op is?

Het is duidelijk dat het klimaat ècht aan het veranderen is. ’s Winters teveel regen en dan vanaf het voorjaar maandenlang niet. Weemoedig denk ik aan vroeger, toen drie weken zonder regen een bijzonderheid waren. En drie mooie dagen gevolgd werden door een drukkend hete dag, een nacht onweer en daarna koeler weer.

Op zich weet ik wel hoe ik het land op deze nieuwe werkelijkheid kan inrichten. Veel bomen planten, die het organische stof-gehalte van de bodem verhogen en schaduw en beschutting creëeren. Maar het is nu al drie winters boompjes planten en drie zomers zien hoe ze doodgaan. En het gehalte aan organische stof in de bodem gaat alleen maar achteruit. We moeten ons maar eens gaan verdiepen in uitgebreide (dure) watergeefsystemen, als we toekomstige nieuwe aanplant een kans van slagen willen geven.

Woningsdag

De Koningsdag (ik denk nog steeds: ‘Koninginnedag’ ) die anders was dan alle andere was hier gewoon een dag als alle andere. Maar we werkten wel aan het huis dus de term Woningsdag was toch wel toepasselijk.

Vorige week is het eerste deel van de muuropbouw gestart. Dit is weer een gedeelte van de bouw met allerlei details om ‘koudebruggen’ te voorkomen. Het is namelijk ook de overgang tussen de damp-open kalkhennepmuren en de dampdichte fundering. Als je dat niet juist uitvoert kan de waterdamp die door de kalkhennep vrij kan diffunderen gaan condenseren op het beton. Dan krijg je vochtvorming in de muren en dat willen we natuurlijk niet.

Het gewapend beton dat het huis draagt ligt weliswaar op 50 cm schuimbeton (dus het is al redelijk geïsoleerd), maar er komt toch nog een laag overheen van isolerend foamglass. Prachtig materiaal, een soort Brosreep van gerecycled glas. Heel licht, heel isolerend, heel inert (niet giftig) en heel duur. Omdat de bovenkant perfect recht moest worden (daar bovenop bouwt Joris het houtskelet voor de muren) hebben we dat weer door de aannemer laten doen.

Hier overheen heeft de architect een ‘houten stelregel duurzaamheidsklasse 1’ getekend. Dat komt goed uit, daarvoor kunnen we de oude hardhouten vlonderplanken gebruiken die we van Joost en Monique gekregen hebben.

Die stelregel moet overigens worden aangebracht op compriband. Dat is een soort schuim-band. Het schuim zet uit en zorgt dat er geen tocht kan ontstaan. Je kunt het dan ook als tochtstrip kopen, 1 cm breed. Maar onze architect had het 20 cm breed getekend. Dat bleek niet verkrijgbaar. Uiteindelijk vond Joris het bij een Zweedse webshop van 5 cm breed. Dan maar twee stroken.

Hieroverheen moet een waterwerende laag, om te voorkomen dat er water in de fundering kan trekken. Dat is ook weer zo’n aandachtspunt. Ons huis is gefundeerd op een plaat schuimbeton, die rondom 50 cm uitsteekt. Producenten van schuimbeton zeggen dat water er niet dieper dan 2 cm in kan trekken. Maar Peter en Marleen, die dezelfde fundering hebben als wij, hebben onbedoeld de proef op de som gesteld. Zij moesten (anders dan de bedoeling was) naderhand toch een gat in hun fundering maken. Daarbij bleek dat het schuimbeton behoorlijk nat was. En dan isoleert het een stuk minder!

Nu hopen we dat de nattigheid bij ons iets minder zal zijn: het huis staat precies op een zandkop, dus grondwater staat sowieso veel dieper. We hebben een grondwaterbuis niet ver van het huis staan en het grondwater staat daar zelfs in natte perioden anderhalve meter onder maaiveld. Maar regenwater van bovenaf is iets anders.

Terwijl wij in december, januari en februari bezig waren aan het dak kletterde al het regenwater dat van het vorderende dak af liep precies recht op het schuimbeton. Daar zal dus aardig wat water in zijn getrokken. En dat zal zich hebben opgehoopt aan de onderkant, op het plastic wat er nog onder zit (en langs de zijkanten) van het storten. Op dat moment was daar weinig aan te doen. De afgelopen weken is het lekker opgedroogd, maar of alles er nu uit is? Dat lijkt wat te optimistisch.

Om te voorkomen dat toekomstig regenwater dat langs de muren loopt in het schuimbeton trekt dekken we het dus af met een waterwerende laag EPDM. (In de tekening staat ‘geotextiel’, maar dat is anti-worteldoek, dus niet waterdicht.)

Maar waterdicht afsluiten betekent ook dat water wat er al in zit er niet meer uit kan. Wat een dilemma… Uiteindelijk hebben we besloten wel de EPDM laag aan de bovenkant aan te brengen en aan de zijkanten van het schuimbeton te laten overhangen, maar het plastic langs de zijkanten zo diep mogelijk weg te halen. Dat hadden we dus beter half maart al kunnen doen, dan had het zes weken kunnen opdrogen. Maar ja, dat wisten we toen nog niet. En toen stonden ook de steigers nog rond het huis.

Intussen wordt er éindelijk regen voorspeld. Jammer van het droge schuimbeton, maar goed voor de moestuin. Als het goed is komt die regen nu in onze nieuwe dakgoten terecht. Maar daar zitten nog geen regenpijpen aan. Die kunnen we namelijk nog nergens aan vastmaken zo lang er geen muren zijn. Maar daar hadden we al rekening mee gehouden: bij het afbreken van de oude boerderij hebben we zo veel mogelijk van de dakgoten bewaard. Er zijn er precies genoeg om bij iedere uitloop het regenwater van het huis weg te leiden. Het ziet er niet uit. Maar als het huis maar droog blijft!

Het schuimbeton is tijdelijk afgedekt met het EPDM folie (ook prijzig spul. Op de hoeken hebben we het daarom aangevuld met een restje wat ik nog over had van een vorig project.) Laat het nu maar even regenen! De volgende stap zijn de bakstenen muurtjes aan de voet.

Veel geblaat…

Zoals ik al eerder schreef, had ik dit jaar alleen een lammetje (een rammetje) van Nel gepland. Babette heeft vorig jaar heel laat gelammerd, daarna longontsteking gehad en de hele winter heel veel melk gegeven. Dus die wilde ik even een pauze geven en pas komend najaar weer laten dekken. En de twee ooitjes die vorig jaar zijn geboren (Lieke en Fen) vond ik ook nog wat te jong om te laten dekken.

Maar ja, de natuur hè. Eind november, toen ik net uit het ziekenhuis kwam na de kaakoperatie en nog wat groggy op de bank zat, speelde Arie het klaar om te ontsnappen. En trof Joris hem aan bij de andere drie dames. O jee. 

Arie en Babette zijn dol op elkaar

28 november plus 145 dagen is 21 april. Dus stond ik zo langzamerhand op scherp. Lieke was duidelijk drachtig: bolrond, met een prachtig roze uier van heb ik jou daar. Maar Babette toonde helemaal geen uier en leek ook niet veel ronder dan anders. Ze sprong ook nog altijd lenig en vrolijk op de melktafel.

Terwijl Nel de afgelopen weken opeens Helemaal Niet Meer Wist waar de melktafel voor diende. In de maanden dat ze bij Arie in de wei stond heb ik haar brokjes in de wei gebracht (dat was makkelijker dan het hele schaap elke ochtend in het donker ophalen naar de stal en daarna weer terugbrengen). En nu was de melktafel opeens een Eng Ding. Waar ze Niet Op Ging. Eindeloos soebatten, rammelen met brokjes, sjorren aan het beest (één poot op de melktafel, nog een poot, duwen, ‘toe maar Nel’, schaap zakt door de knieën, luidkeels protest, etc). Twee keer per dag dus. Met als resultaat dat het beest niet eens meer bij de melktafel in de buurt wilde komen.

Na een week heb ik haar samen met Joris met tamelijk grof geweld op de melktafel geduwd. (70 kg tegenstribbelend schaap plus een heleboel wol kan ik in mijn eentje niet in bedwang houden). En toen viel het kwartje blijkbaar. Nu springt ze er weer op als vanouds, om luidkeels brokjes te eisen. Gelukkig maar, want zoon Krelis is intussen 3 weken oud en dat betekent dat hij zo langzamerhand met wat minder melk toe kan. Hij moet nu ’s nachts apart van zijn moeder, zodat ik Nel ’s ochtends kan melken. Tenslotte was dat het hele punt van de melkschapen.

Op de voorgrond, helaas maar half op de foto: bolronde Lieke. De rest van de kudde maakt dankbaar gebruik van de steigers rond het huis als schurkpaal.

Intussen werd Lieke dus ronder en ronder en toen ze zondag na de ochtend-etensronde in de stal niet meer terug wilde naar de wei wist ik het wel. En ja hoor, een paar uur later waren er twee rammetjes. Lieke likt ze keurig schoon, beter dan haar moeder het vorig jaar deed. Maar net als haar moeder heeft ze melk genoeg, maar stilstaan om de kinderen te laten drinken is er niet zo bij. Kennelijk moet een schaap dat leren. En Lieke is met stip het meest nerveuze schaap van de kudde, dat helpt ook niet.

Rammetje nr. 1, nog in geschenkverpakking
Nummer twee in geel vlies

Overigens vindt Lieke het Helemaal Niets dat ze een paar dagen met haar kroost in afzondering mag. Ze wil terug naar de kudde! En dat heeft ze de hele nacht luidkeels laten weten. Omdat het ook de eerste nacht was dat Krelis en Nel apart stonden en Nel ook nogal vocaal is ingesteld kreeg ik niet zoveel slaap.

Aska vindt lammetjes ook heel leuk en vraagt telkens of ze in de stal mag kijken.

En toen ik vanmorgen om 05.15 slaperig de wei in liep om Nel op te halen voor het melken hoorde ik gemekker van pasgeboren lammetjes uit een verre hoek van het weiland. Twee lammetjes bij Babette! Dat had ik dus niet zien aankomen. Want Babette heeft geen uier, geen melk. En de lammetjes moeten biest krijgen! Daar zitten belangrijke antistoffen in. Gelukkig had ik gisteren van Lieke wat extra biest afgemolken (die uier stond zo strak gespannen dat de lammeren nauwelijks konden drinken). En op het bakje genoteerd wat de eerste biest, wat de tweede was etc. De samenstelling van de biest verandert namelijk steeds gedurende de eerste dagen na het lammeren, tot het na drie dagen gewoon melk is. Het is belangrijk dat de lammetjes dat steeds in de juiste volgorde krijgen.

Dus nu weer flesjes opwarmen voor de lammeren van Babette en steeds wat van Lieke afmelken. Hopelijk redden alle vier de lammeren het ermee.

Arie, de aanstichter van dit alles, loopt intussen sinds tien dagen rond met een grote bult op zijn kop. Eerst heb ik het maar even aangekeken, maar toen de bult alleen maar groter werd toch de dierenarts gebeld. ‘Een abces’, oordeelde die. ‘Laten rijpen, het moet vanzelf doorbreken. In de tussentijd kan je pijnstilling geven, ik zal drie spuitjes voor je klaarmaken, die moet je om de dag onderhuids geven.’

Slik. Spuitjes geven is iets wat ik Heel Eng vind, vooral bij een tegenspartelende ram van ongeveer 100 kg. Maar het hoort erbij. En kennelijk werkt het, want Arie vreet en herkauwt als normaal, terwijl hij intussen een afgrijselijke rode bult ter grootte van een clownsneus op zijn wang heeft. ‘Als het is doorgebroken kan je ook het gat wat groter maken of spoelen met een betadineoplossing’, raadde een bevriende schapenhouder nog aan. Ik zie er nu al naar uit.

Ik kreeg trouwens nogal wat verontwaardigde (en bezorgde) reacties over het feit dat Arie zich aan zijn dochter(s) heeft vergrepen. Of de lammeren dan wel gezond waren. Welja. Bij dieren die in groepen leven met een alfaman aan de top (schapen, koeien, kippen, bavianen, wolven…) is dat volkomen normaal. De taakomschrijving van een alfaman is namelijk:

  1. Seks hebben (met iedereen die daarvoor in aanmerking komt)
  2. Vechten (met iedereen die dat recht waagt te betwisten)

Dit verklaart waarom slap gelul op door mannen gedomineerde werkvloeren altijd gaat over vrouwen en voetbal (een gesublimeerde vorm van vechten): de sprekers aspireren alfamannetje te zijn. Waarbij ze vergeten dat zo’n alfaman natuurlijk snel slijt door al dat vechten en dus op natuurlijke wijze vervangen wordt vóórdat er al te erge inteelt optreedt.

Dus. Nu heb ik één volwassen ooi (Nel) die ’s nachts luidkeels protesteert omdat ze van haar lam (Krelis) is gescheiden, één volwassen ooi (Babette) die op omvallen staat wegens overdadig lammeren en melkgift, één jonge ooi (Lieke) die permanent luidkeels protesteert omdat ze naar de kudde terug wil, één jonge ooi (Fen) die luidkeels loopt te brullen omdat haar moeder (Babette) met nieuw grut in de stal ligt, twee jonge lammetjes met een moeder (Lieke) die niet wil stilstaan, twee jonge lammetjes met een moeder (Babette) die geen melk heeft en een ram (Arie) met een clownsneus van een abces op zijn kop.

‘Het wordt al een mooi koppel!’ vond onze boer. Ik vind het meer een circus…