Het is 11 april, de wilde kers staat weer in volle bloei en we beginnen aan ons vierde jaar hier. Wat hebben we het afgelopen jaar volbracht?
Rond de werkplaats is de grond op niveau gebracht. Nu nog een mooi vlonderterras er tegenaan.
Zo was het mei 2019
De moestuin heeft (bijna) zijn definitieve vorm. Nu nog een Mooi Hek er omheen. Dat kan nu ook, omdat eindelijk de jonge wilde kers is verplaats, die op de foto hierboven nog in de weg stond.
Wat betreft zelfvoorziening hebben we bijna het hele jaar melk en kaas van eigen erf gehad. En wat lamsvlees. Samen met groente en aardappelen uit de moestuin en eieren van de kippen komen we al een heel eind. Al kunnen we nog niet helemaal zonder de supermarkt.
En mijn hele beugel-en-kaakoperatie-episode is achter de rug. Nèt voor de coronacrisis had ik de laatste controle bij de kaakchirug.
Maar het belangrijkst is natuurlijk: De oude boerderij is afgebroken. En het nieuwe huis staat. Van kelder tot dak. Al moet daar tussenin nog wel het één en ander gebeuren…
Wat gaat er het komend jaar gebeuren? We hopen dat het huis dan wind- en waterdicht is, dat de dakramen er in zitten en dat we mooi op streek zijn met de binnenkant: dakisolatie, installaties en binnenwanden.
Voor nu wensen we iedereen bijzondere, maar fijne paasdagen!
The devil is in the detail… Joris is dágen bezig geweest met de laatste voorbereidingen voor de dakgoten. Omdat de sporenkap stiekem net niet helemaal recht is (tja, het is hout hè) moest Joris allemaal klosjes exact op maat maken, om te zorgen dat de goten het juiste afschot zouden krijgen.
Maar deze week kon het installatiebedrijf voor de dakgoten komen. Na de ‘episode dakdekkers’ hadden we eigenlijk helemaal geen zin in weer Mannen Op Het Erf, maar dit zagen we onszelf toch echt niet doen. En het was een heel verschil: dit waren twee keurige, hardwerkende jongens. Die prachtige goten aanlegden, in éen dag rond het hele huis. En wat ziet het er dan opeens echt uit!
De goten glimmen nog wel heel erg, maar dat schijnt na drie regenbuien voorbij te zijn.
Daarna nog ‘even’
de onderste panlatten erop (met speciale stripjes zodat we niet door het folie geen hoeven te schroeven;
de laatste laag pannen (inclusief weer pannen die moeten worden doorgeslepen bij de hoekkepers);
het folie in de dakgoot en de ruiterrol over de kepers op maat afknippen;
de zijkanten van de voorgevel afwerken;
en een tijdelijke plastic goot (van de oude boerderij) aan de voorkant bevestigen (daar komt nog een mooie optimmerde bakgoot op klossen)
En dan… IS HET DAK AF! Niet gedacht dat we 4 1/2 maand bezig zouden zijn, enkel om pannen op het dak te krijgen…
Tijdelijke voorziening . Niet heel mooi, maar wel functioneel. De omtimmerde goot op klossen komt nog…
Dat is nog eens een mijlpaal, op de valreep van het vierde jaar!
Eind juni gaan we (hopelijk!) de kalkhennepmuren storten. Nu is de wereld door het coronavirus opeens heel onvoorspelbaar geworden. We weten dus nog niet of we tegen die tijd, zoals gepland, met vrijwilligers kunnen en mogen werken.
Een andere onzekere factor is levering. Er zijn maar een paar leveranciers van de materialen. En de kalk moet uit België komen. Ook in normale tijden is levering van minder gangbare bouwmaterialen soms een vertragende factor. Laat staan in tijden van gesloten grenzen en mogelijke faillissementen.
Daarom hadden we bedacht dat we de kalkhennep wel alvast konden bestellen. Dat bleek een goed idee, want de levering duurde inderdaad een paar weken langer dan de kalkhennep-aannemer (Ecobouw Salland) gewend was. Maar dinsdag werd ik gebeld door het transportbedrijf, om even kort te sluiten over de levering.
“Hier staat dat u een stuk van de weg woont. Hoever is dat dan? Want dan rijden we achteruit. Of kunnen we bij u keren? En er ligt toch wel voldoende bestrating? Want hoe moeten we het er anders af krijgen?”
We geven bij bestellingen altijd héél nadrukkelijk aan dat we ver van de weg wonen, op een lastig bereikbare plaats en dat het bestelde alleen ter plaatse gebracht kan worden met een auto van maximaal 10 meter lang, met goede chauffeur. Die kan normaal gesproken hier wel keren (als het weiland niet te nat is) , maar nu staat het rond het huis vol met de kisten van de dakpannen en allerhande andere zooi. En blijkbaar was deze transporteur gewend aan bestrate oppervlakken, maar die hebben wij helemaal niet. Dus we moesten even goed nadenken over de logistiek. Temeer omdat de dakgootmannen er ook waren, met auto’s, materieel en al.
Het ‘hennephout’ zou komen op 8 pallets met 33 pakken van 14 kg hennephout. Groot, maar met onze trekker wel te hanteren. Maar de kalk zou komen op 5 pallets van 40 pakken á 25 kg. Onze trekker kan geen 1000 kg aan, weten we uit ervaring. We hebben al eens een palletvork gescheurd…
Gelukkig wonen we in een dorp met fantastisch hulpvaardige mensen. Even rond-whatsappen (‘Kan jouw shovel het aan?’ ‘Nee, maar misschien heeft Edwin geschikt materieel?’ ‘Nee, ik heb geen voorlader, maar ik heb het Koen gevraagd, die wil wel helpen’) en in no time was het geregeld dat Koen zijn platte kar van 10 meter lang op de parkeerplaats tegenover de school zette, zodat de pallets zó konden worden overgeladen.
De vrachtwagen die kwam was 18 meter lang. Die was nooit van zijn leven de Ratellaan in gekomen, laat staan bij ons huis. En hij kwam niet met een kooiaap of grijper, maar met een pompkarretje. Gelukkig was de chauffeur creatief en het parkeerterrein (dankzij de coronacrisis) leeg. In een uurtje stonden de 5 zware pallets kalk op de platte kar.
’s Middags heeft Koen ze met zijn grote trekker bezorgd. Het is toch telkens spannend, al dat groot materieel om het huis. En het viel nog niet mee om de pallets strak tegen elkaar aan te zetten. Het is sowieso moeilijk om precies te manoeuvreren op hobbelig terrein, en we moesten natuurlijk ook voorkomen dat de palletvork de al geparkeerde zakken met kalk zou beschadigen. Maar een boer krijgt altijd alles overal, dat blijkt maar weer.
Het valt niet op, maar deze trekker is echt anderhalf keer zo groot als de onze. Misschien had ik een foto moeten maken waar ze allebei op stonden. Maar op dit moment was Joris met onze trekker het hennephout aan het halen dus.
Levering is één, droog opslaan is twee. We hadden gedacht de partytent er overheen te zetten. Maar toen het allemaal stond bleek dat toch niet te passen. Uiteindelijk heb ik 8 x 33 pakken (á 14 kg) hennephout met de hand en de kruiwagen, onder de steiger door, over de betonrand heen, verplaatst naar ‘in het huis’. De zakken kalk zijn te zwaar en kwetsbaar, die hebben we maar even gelaten waar ze waren. Maar ze moeten natuurlijk wel droog blijven. Nu komt de partytent van het Postzegelpark weer goed van pas!
Al met al ben je toch een volle dag kwijt, alleen maar om het bouwmateriaal ter plekke te krijgen. Gelukkig hebben we nu de meeste grote leveranties wel gehad. Nog een keer bakstenen voor het trasraam, kozijnen en glas, schuimbeton en cement voor de cementdekvloer… maar dat duurt nog even.
Dus. Het materiaal is er. Nu de mensen nog. Of dat mogelijk wordt of niet hebben we niet in de hand. Afwachten maar hoe alles zich ontwikkelt. Vóór die tijd hebben we nog genoeg te doen. Het dak is (bijna) af. Maar het houtskelet is ook wel even werk. En vóór het houtskelet daadwerkelijk kan worden opgezet moet eerst het schuimbeton worden afgedekt (daar komen weer allerlei details bij kijken, om te voorkomen dat water via de fundering in het huis kan dringen) en het trasraam (baksteen muurtjes aan de onderkant) gemetseld. We hoeven ons dus nog altijd niet te vervelen.
De bedoeling was dat er dit jaar maar één schaap zou lammeren. Babette heeft vorig jaar heel laat gelammerd, daarna longontsteking gehad en de hele winter heel veel melk gegeven. Dus die wilde ik even een pauze geven en pas komend najaar weer laten dekken. En de twee ooitjes die vorig jaar zijn geboren vond ik ook nog wat te jong om te laten dekken. Bovendien was het plan dat we dit jaar vooral aan het bouwen zouden zijn en dan is het niet handig als ik dagelijks drie uur bezig ben met melkwinning en -verwerking.
Dus alleen Nel ging begin november in een weitje bij Arie de dekram. Met als planning: eind maart / begin april een lammetje. Eéntje leek me wel voldoende. De kudde hoeft niet verder uitgebreid. Er is een grens aan de hoeveelheid ooien die ik met de hand wil melken en ook aan de hoeveelheid melk, kaas en yoghurt die wij nuttigen. Geen ooilammetje dus, maar een rammetje. Mits tijdig gecastreerd zou die als gezelschap voor Arie kunnen dienen. Arie wordt namelijk ontiegelijk chagrijnig als hij in zijn eentje moet staan.
Maar ja, de natuur hè. Eind november, toen ik net uit het ziekenhuis kwam na de kaakoperatie en nog wat groggy op de bank zat, speelde Arie het klaar om te ontsnappen. En trof Joris hem aan bij de andere drie dames. O jee.
Nel leek overigens aanvankelijk helemaal niet drachtig. Balen. Had Arie helemaal niets gedaan? Tot ze opeens binnen drie dagen een uier kreeg. Op 28 maart zette ik haar vóór ons avondeten op stal en toen ik na het avondeten ging kijken… ja hoor! Helemaal volgens planning, één mooi groot, gezond rammetje. Dankjewel Nel.
Een collega van Joris suggereerde Corona als naam, maar dat leek ons toch een wat nare associatie, nu de epidemie steeds heftiger wordt. Via Cor, Coronus en Cornelis werd het uiteindelijk Krelis. Krelis wordt goed bemoederd en drinkt zelfstandig (hoera) en binnen een paar dagen lag de hele kudde gezamenlijk tevreden te herkauwen in de wei. Dat ging dus helemaal zoals de bedoeling was.
Maar nu ontwikkelt Lieke, één van de jonge ooitjes een uier. Zo kan het verlopen; van één (verwacht) drachtige ooi, naar helemaal geen, naar twee. Of meer? Zou Arie tijdens zijn escapade nog meer dames bezwangerd hebben? Omstreeks half april weten we het…
Overigens doet Nel opeens alsof ze helemaal niet meer weet waar de melktafel voor is. Waarom kan er nou nooit iets vanzelf gaan?
In een paar weken is de wereld helemaal anders geworden. Maar op onze hof eigenlijk… nauwelijks. We voelen nu nog meer gezegend met zoveel ruimte. Het kost geen enkele moeite om afstand te houden van anderen. Het is hier eigenlijk net zo stil als anders (of niet stil: het werk van de de boer-buren gaat natuurlijk gewoon door). Nu duidelijk is dat het coronavirus ook op oppervlakken intact kan blijven zijn we nog voorzichtiger. We gaan het erf nauwelijks af, enkel 1 of 2 keer per week voor boodschappen.
Op het erf is overigens ook genoeg te doen. Het afwerken van het dak kost veel tijd, vooral langs de kepers. Daar moeten de dakpannen precies op maat schuin worden afgeslepen. Daarbij gaat vaak het nokje, waarmee de dakpannen op de panlat hangen, verloren. Dan moeten er dus dakpannen aan elkaar gelijmd worden. Allemaal schuine vlakken (en golvende dakpannen) dus het aftekenen is niet eenvoudig. Omhoog klimmen, aftekenen, naar beneden klimmen, afslijpen, weer omhoog klimmen, passen, als het niet past weer naar beneden om nog een keer bij te slijpen, schoonborstelen, vastlijmen…
Daarna komt over de kepers een ‘ruiterrol’. Dat is een prachtig materiaal: waterdicht en toch ademend, met een speciale ventilatierand, flexibel en zelfklevend. Die zorgt ervoor dat er ook bij harde wind geen wind van onderaf vat op het dak krijgt en dat er geen water tussen de nokvorsten en de dakpannen kan lopen. Om het goed te laten plakken moet je natuurlijk wel even met een stoffer over de dakpannen, zeker bij hergebruikte of afgeslepen pannen. Dat waren de bouwvakkers 2 weken geleden ook even vergeten…
Dáárna kunnen de nokvorsten worden vastgeschroefd. Onderaan beginnen, want je weet niet precies hoe het uitkomt en het ziet er niet uit als je onderaan een pan moet afslijpen. Dat kan je beter bovenaan doen. Dat betekent dus dat er de hele tijd ‘looppaadjes’ open moeten blijven, waar geen pannen liggen.
Dan het afwerken van het ‘ulebord’. Zelfs met daklood (wat tegenwoordig niet meer van lood is) een hele klus om dat goed op de nokvorsten te laten aansluiten en alle aansluitingen waterdicht af te werken.
En tot slot moeten de laatste dakpannen weer terug. Zónder dat de rijen gaan slingeren… (dat is alleen te zien van een afstandje, niet als je zelf bovenop het dak zit). En mèt voldoende panhaken. Kortom, dágen werk. Maar dan heb je ook wat!
De coronacrisis roept natuurlijk ook voor ons vragen op: hoe gaat het verder met de bouw? Kunnen we eind juni zoals gepland met vrijwilligers de kalkhennep storten of moeten we er vanuit gaan dat dat niet lukt? Moeten we het dan door bouwvakkers laten doen of het uitstellen? We weten het niet… in de tussentijd klussen we rustig door. Het volgende project zijn de goten. Daarna kunnen we beginnen met de muurtjes aan de voet van het huis en het houtskelet van de muren.