Regenwateropslag

Toen we het huis ontwierpen probeerden we om de installaties zo milieuvriendelijk mogelijk te plannen. Eén aspect daarbij was het gebruik van regenwater. Het leek ons helemaal niet nodig om de wc met drinkwater door te spoelen.

Maar tijdens het oriënteren bleek dat ingewikkelder en duurder dan we hadden gedacht. We spreken 2014-2017, nog voordat we hier gingen wonen. Watertekorten en droge zomers waren nog helemaal geen issue. Een regenwatertank van een beetje serieuze omvang bleek wel €10.000 te kosten. En toen we onze stek in De Hoeve eenmaal hadden aangekocht wisten we eigenlijk ook niet goed hoe we zo’n ding ter plaatse moesten krijgen. En intussen (we spreken 2018) waren we met wel twintig andere puzzels bezig in ons hoofd (asbestsaneringen, de afvoer van alle zooi, alle tijdelijke voorzieningen om te kunnen overleven, het helofytenfilter, ontwerp van het huis en de werkplaats, materialen, isolatiedetails, toekomstige benodigde bijgebouwen, volgorde van bouwen en toegankelijkheid van het terrein, ruzie met de welstand, vergunningen, afmetingen van het buffervat, aantal benodigde zonneboiler- en zonnepanelen, ontwerp en locatie van de leemkachel…). Ons hoofd liep om.

Vrienden van ons hadden enkele jaren eerder een eco-huis laten ontwerpen met een uitgebreid regenwatersysteem. En daar was de tank vervuild geraakt met bitumen van het platte dak. “Dat was dus weggegooid geld”, reageerde de betreffende vriend, toen ik hem ergens in 2018 naar ervaringen en advies vroeg. Dat deed de deur dicht: choose your battles. Je kunt niet op alle fronten tegelijk voor de troepen uit lopen.

Vooral omdat andere vrienden intussen in Bennekom in hun tuin een grondwaterpomp hadden laten plaatsen. ” Prima water voor wasmachine en plee” appte deze vriend. En “Dan gebruik je eigenlijk de grond als waterreservoir”.

Dat klonk goed. Tenslotte hebben we geen riolering: al het afvalwater wordt gezuiverd in ons helofytenfilter en dan op het oppervlaktewater geloosd. Dus lieten we in de kelder (nog voordat het beton gestort werd) een grondwaterbron slaan, met het idee om daar de wc mee door te spoelen.

Maar. We hadden twee dingen niet bedacht.

Eén: het grondwater hier is – in tegenstelling tot Bennekom – heel rijk aan ijzer. Dus je moet ook een ontijzeringsinstallatie hebben, om te voorkomen dat je wc binnen de kortste keren bruin uitslaat. Dat hadden we op zich wel bedacht.

Maar het tweede, belangrijker punt is dat de grond als waterreservoir lek is. In de winter wordt het grondwater aangevuld door de regen. Maar het Wetterskip pompt overtollig grondwater naar het IJsselmeer. En dat doen ze eigenlijk sneller dan ik zou willen. Tijdens de droge zomers van 2018-2019-2020-2022 stond het grondwater dan ook heel laag. Dus juist op het moment dat je (drink)water zou willen besparen kan je daar geen gebruik van maken. Regenwater is toch beter.

In 2022 waren de opinie en het beleid ten aanzien van regenwatersystemen dan ook gekanteld. Tanks werden goedkoper, er werden subsidieprogramma’s opgetuigd en Belgische producenten (waar regenwatersystemen al langer verplicht zijn) gingen de Nederlandse markt op.

Helaas had ik toen het terras aan de voorkant van het huis net aangelegd. Het was natuurlijk het makkelijkst geweest om dáár een regenwatertank onder te plaatsen. Maar ik had geen zin om dat weer overhoop te halen. En aan die kant van het huis zit er ook geen mantelbuis meer waardoor we het water het huis in zouden kunnen krijgen.

Dus toen we in 2023 bezig waren met het ontwerp van de nieuwe stal en de inrichting van het achtererf, besloten we dat daar ook een regenwateropslag in moest worden opgenomen. Een regenwaterkelder als fundering voor de nieuwe stal bleek héél kostbaar. Een berijdbare – betonnen – tank van serieuze omvang was niet meer achter het huis te krijgen (te weinig ruimte voor vrachtwagen met hijsinstallatie en/of een te diep gat nodig waarvoor een te grote kraanmachine nodig zou zijn). Bleef over: een kunststof tank. Daar kan je niet overheen rijden (dan moet er een plaat gewapend beton op en daar hadden we ook niet zoveel zin in). Dus die moet ofwel afgedekt worden met een zit-terrasje, ofwel flink diep onder de grond, zodat je er een tuin op kunt aanleggen.

Omdat al een groot deel van het erf bestraat wordt kozen we voor het laatste. Na eindeloos scrollen door de website van tank-aanbieders viel de keuze op de 10.000 liter Beluga-tank van Bollaert. Die lijkt te passen in (onder) het perk langs de west-hoek van het huis. De consequentie is wel dat we op die plek voor goed vochtvasthoudende grond zullen moeten zorgen.

Stap één is de tank hier krijgen. Bollaert adverteert met ‘gratis bezorging door heel Nederland’, maar dat is natuurlijk met een vrachtwagen die hier niet kan komen. Geen probleem, ik heb van tevoren drie keer gebeld en bij alle correspondentie er bij gezet: ‘We spreken af op het parkeerplaatsje in het dorp bij de school, tegenover Jokweg 16. Laat de chauffeur een half uur voor hij op De Hoeve is mij bellen, dan zorgen wij dat we ter plaatse zijn met de trekker en platte kar om de tanks over te nemen’. (Ik heb ook meteen nog maar een 2000-liter tank voor aan de voorkant aangeschaft.)

Uiteraard belde op zeker moment de buurvrouw van Jokweg 16 dat er een hele grote vrachtwagen voor de deur stond…

Helaas was het parkeerplaatsje niet leeg, zoals ik had gehoopt, maar stond er een bijzonder glimmende Audi (waarvan niemand wist van wie hij was) midden op. Daardoor stond de vrachtwagen half op de weg en hadden we te weinig ruimte om met de trekker te manoeuvreren. De piepjonge chauffeur wist zich ook geen raad met de situatie. Gelukkig kon Joris hem in zijn beste oost-Brabants op zijn gemak stellen.

Vanzelfsprekend kwam er net op dat moment een hele bult auto’s over de (anders heel rustige) Jokweg. Uiteindelijk hebben we (met hulp van Tom en Eerde) de platte kar opzij gezet en heeft Joris de tank met de lepels van de trekker opgepakt en op de kar overgezet.

Toen nog op het erf krijgen. En dat is stap één. Nu nog de grond in…

Erfbedrading

Over het erf heen moesten nog allerlei verbindingen voor stroom en water komen. Handig om die aan te leggen voordat het grote werk (de erfbestrating) begint. Maar daarvoor moest natuurlijk eerst de fundering van de oude stal weg. Jochem kwam weer een keer een dagje helpen.

Eerst alle funderingen en stalvloeren weg. Er kwam een onverwachte vondst onder vandaan, maar vooral heel veel puin. De puincontainer van 6 m3 was niet genoeg… (uiteindelijk kwam er nog bijna 30 m3 puin uit de grond!)

Daarna de oude rioolbuis teruggezocht, die ooit van de stacaravan naar de septic tank liep. Daar konden we nu mooi de afvoer van de stal op aansluiten!

Een mantelbuis om stroom naar de werkplaats te leggen…

Die ligt wel diep genoeg.

Toen nog eentje voor water. Hoera, nu heb ik water in de stal!

En toen lag alles klaar voor het grote werk: het plaatsen van de regenwatertank en de bestrating. Een dag werk, haast van 7 tot 6 bezig geweest. Stiekem ligt er een heel doolhof van kabels en leidingen onder de grond… tijd om onze eigen Klic-kaart te maken!

Kleur op hout

Toen we begonnen met bouwen was één van de uitgangspunten om het zo duurzaam en ‘natuurlijk’ mogelijk te houden. Daarom kozen we voor kozijnen van Accoyahout. Dat is zachthout (naaldhout), wat onder druk met azijnzuur is gekookt. Daardoor is het niet meer ‘lekker’ voor houtetende insecten en micro-organismen en dus net zo duurzaam (in de zin van: lange levensduur) als hardhout.

Ze waren prachtig van kleur toen ze in de zomer van 2020 geleverd werden. Zonde om te schilderen! Maar als ze niet behandeld werden zouden ze vergrijzen. We kozen ervoor om ze te behandelen met ‘verbeterde houtolie van de Cokereye’ . Dat zou de kleur beschermen, zonder dat ze aan natuurlijk karakter zouden inboeten. Eén á twee keer per jaar schoonmaken en een doekje met nieuwe olie eroverheen zou voldoende moeten zijn.

Helaas bleek dat wat optimistisch gedacht. Binnen de kortste keren ontstond er zwarte aanslag op de kozijnen. Vooral op de laagste (en horizontale) delen. ‘Even’ schoonmaken bleek een flinke poetsbeurt. Vooral omdat tijdens de bouw, toen we er nog niet in woonden, ik niet zo heel frequent de ramen lapte. Er waren altijd veel meer dingen te doen…

In 2021 en 2022 heb ik nog een keer alle kozijnen schoongemaakt (met een kunststof schuursponsje, geschikt voor nat schuren, op de excentrische schuurmachine, en dan met zeepsop van lijnoliezeep). En dan opnieuw in de olie. Pokkewerk, waar ik dágen mee bezig was en wat een vieze spetterboel rond de gevelopeningen achterliet op de zwarte Xyhlo biofinish rabatdelen. Het werkte, maar binnen een paar weken zag je alweer dat het vies werd.

Hee, wacht eens. Die Xyhlo biofinish, dat is een schimmel die op lijnolie leeft. Een prachtige afwerking, maar zou het niet kunnen dat de olielaag op de kozijnen het extra zwaar te verduren heeft omdat er bij elke regenbui schimmelsporen van de Xyhlo overheen spoelen? Volgens de fabrikant zou dat niet zo moeten zijn. Maar wij denken er het onze van…

In 2023 had ik zoveel kantoor- en ander werk, dat ik aan het jaarlijkse gevecht met de kozijnen niet meer toe kwam. En omdat het resultaat sowieso onbevredigend was heb ik het maar opgegeven en een afspraak gemaakt met een ecologische schilder. Die eigenlijk al volgeboekt zat tot 2025, maar bereid was om zo af en toe een paar dagen vrij te maken om onze kozijnen te schilderen.

En dat was een groot succes! Richard heeft uitgebreid uitgezocht welke verfsoort goed bestand zou moeten zijn tegen de schimmel-druk. De keuze viel op een biobased lak van Copperant. We hebben gekozen voor een afwerking in de RAL kleuren 1014 en 1002, ‘donker ivoor’ en ‘zandgeel’. Dat blijkt een gelukkige combi met de oranje daken en het zwarte potdekselwerk.

Richard is eindeloos bezig geweest met schoonmaken en voorbereiden (terwijl hij intussen een oogje hield op het gedierte op en rond ons erf. Dit was de eerste keer dat we een bouwvakker hadden die steeds een verrekijker bij de hand houdt voor als er een leuk vogeltje langs vliegt! 🙂 We konden het dus uitstekend met elkaar vinden, ook al heb ik hem nog steeds geen boomkikker kunnen laten zien….) maar vanaf juni kregen de kozijnen kleur. En dat scheelt een stuk in de aanblik!

Op bovenstaande afbeelding is te zien dat het potdekselwerk ook toe was aan een opfrisbeurt. Dat heb ik de afgelopen weken, tussen de bedrijven door, gedaan. Een beurt met rauwe lijnolie maakt opnieuw een heel verschil!

Onder de potdekselplankjes aan de voorkant zitten veel nestjes van Franse veldwespen. Dat vinden wij prima. Ze zijn niet opdringerig of agressief zoals limonadewespen en ze eten een heleboel muggen. Je moet er niet op gaan zitten en we lopen wel eens een steek op als er eentje in ons haar of kleding terecht komt, maar dat trekt snel weg. Alleen over deze schilderbeurt van ons (en hun) huis hadden we wel een verschil van inzicht…

WAT MOT DAT?!
Gelukkig heb ik mijn imkerpak nog.
Tot slot de werkplaats een laagje Natuleum… en nu de nieuwe stal nog. Wat knapt het er allemaal van op!

Komkommerwolven

Hoewel er genoeg gebeurt in de wereld om stapels kranten vol te krijgen is het in Nederland, vergeleken met het politieke rumoer van het afgelopen jaar, bedrieglijk rustig. Politici zijn op reces en de kranten moeten even geduld hebben tot het kersverse kabinet weer malle fratsen gaat uithalen. Dus storten de media zich op andere zaken en kan iedere stap die een wolf in Nederland zet weer breed uitgemeten worden.

Daarbij wordt soms een nogal selectieve presentatie van zaken gebezigd. Zo schreef de columnist Sylvain Ephimenco in Dagblad Trouw een column waarin hij om feiten en cijfers vroeg. Het enige cijfer wat hij zelf presenteerde was een ruwe schatting aan het verre eind van het spectrum van hoe de populatie wolven zich zou kunnen ontwikkelen. (De column is hier te lezen maar alleen voor abonnees.) Ik schreef voor de vuist weg een reactie, maar die telde teveel woorden voor de Trouw. Dus ik publiceer ‘em lekker zelf.

Mijnheer Ephimenco wil graag harde feiten en cijfers over ‘de wolf’. (Gek genoeg hebben we het altijd over ‘De Wolf’  alsof het een persoon is. Ik bedoel, tuiniers klagen wat af over naaktslakken dit jaar, maar we hebben het zelden over ‘De Naaktslak’. ‘De Wolf’ klinkt net zo mythisch als ‘ De Kerstman’. Zullen we het gewoon over wolven hebben?) Oké, komen er een paar.

Vorig jaar zijn er 1.121 schapen door wolven doodgebeten. Dat weten we exact vanwege de vergoeding die schapenhouders krijgen, of die nu deugdelijk beschermd waren of niet. Vrijwel alle doodgebeten schapen stonden niet achter een wolfwerend raster.

Er zijn vorig jaar ongeveer 60.000 (dus meer dan 50 x zoveel) schapen gestorven aan blauwtong. Toch wordt er vaak gesproken alsof het in dezelfde ordegrootte zou zitten. “We hadden het al zo moeilijk met die wolf en nu die blauwtong er ook nog bij!” Er verschijnen veel meer mediaberichten over wolvenaanvallen dan over de blauwtongepidemie. Iets met sensatiezucht?

Er zijn vorig jaar 737.900 (dus 658 x zoveel) schapen en lammeren geslacht volgens het CBS. Dat zijn er meer dan er überhaupt overblijven; op 1 december 2023 telde Nederland ruim 662.000 schapen. Klopt; de meeste schapen worden gehouden voor het vlees (ook al eten we dat zelf nauwelijks). Cijfers over de export van levende schapen (voor de slacht) kan ik zo snel niet vinden. Wellicht is een journalist daar beter in.  Deze cijfers zetten de 1121 door wolven gedode schapen wel in perspectief.

Dan nog wat feiten. Wolven zijn er altijd geweest in Nederland, tot zo’n 150 jaar geleden. De soort is aangepast aan ons moerassige landschap. Sloten, kreekjes of struikgewas vormen geen enkel probleem. Dit in tegenstelling tot schapen. Dat zijn van origine bergbeesten, door de mens hier gebracht. Wilde schapen kunnen uitstekend klauteren en springen op rotsen en op die manier aan roofdieren ontkomen. Maar ja, in een wei zijn geen rotswanden. Een wolf is beter op een Nederlands weiland aangepast dan een schaap, hoe vreemd dat ook klinkt.

Wolven eten liever wild dan vee. Uit analyses van de maaginhoud van aangereden wolven in Duitsland bleek dat 97% van hun menu bestond uit wild (met name ree en wild zwijn). Volgens de laatste cijfers die ik kon vinden worden er in Nederland jaarlijks 16.000 reeën afgeschoten. Dat betekent dat er ruim 250 reeën per wolf beschikbaar zijn als we ophouden reeën te bejagen. Ik vermoed dat dat voldoende is om de hele wolvenpopulatie (die ligt momenteel ergens tussen de 50 en 65 stuks) obesitas te bezorgen. De wilde zwijnen (die worden buiten de Veluwe ook bejaagd ‘tot nulstand’) komen daar nog bij. Er is dus echt wel ruimte voor groei van de wolvenpopulatie. Tenslotte is er in Nederland wel ruimte voor 3,7 miljoen koeien, 99 miljoen kippen en 12 miljoen varkens, om nog wat cijfers te noemen.

Maar hoe leer je een wolf om ree te eten in plaats van schaap? Net zoals je een hond leert dat eten van de tafel pakken niet mag: met een flinke tik op zijn (of haar) neus. Als het te warm is voor mijn schapen om in de stal te slapen staan ze ’s nachts in een nachtkraal, binnen een geaard stroomnet van anderhalve meter hoog. Met netstroom, de aardpen van de bouwstroomkast en een paar verlengkabels krijgen we daar ongeveer 8 kV op. Er zijn geen gevallen bekend van wolven die door, over of onder een dergelijk net heen zijn gekomen. Een klap van 8kV komt aardig aan (weten wij uit ervaring). Dan jaagt de wolf liever op ree. Of zwijn.

Wat nou echt zou helpen was als we goede verbindingszones tussen de natuurgebieden in Nederland zouden hebben. Dan zouden reeën, zwijnen, wolven en allerlei andere dieren door Nederland kunnen migreren, zonder dat ze de mens voor de voeten zouden lopen. Daar waren dan ook plannen voor. Van 1990 tot 2010 is er gewerkt aan de totstandkoming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Toen veegde de toenmalig staatssecretaris Henk Bleker de uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing van dit concept van tafel. En zo bleef de versnippering van de Nederlandse natuur gehandhaafd.

Wat wolven betreft is dat vooral in de nazomer en herfst een probleem. Dan verlaten de jonge welpen het nest. En net als mensenpubers doen die wel eens gekke dingen. Zo kan er dan opeens een jonge wolf in een achtertuin liggen te slapen. Of loopt een jonge wolf tegen een kudde schapen op, zelfs al is hij of zij daar niet naar op zoek. Tja, dan helpt het dus als die kudde achter een hoog hek met stroom staat. Pubers laten zich vrij snel ontmoedigen als het ingewikkeld wordt.

Toegegeven: met mijn tien schapen in twee koppels is dat eenvoudiger dan wanneer je veel verschillende koppels van tientallen of honderden schapen op verschillende plekken hebt lopen. En netstroom naar de wei krijgen kan lastig zijn, als die wei veraf ligt. Maar de schapen in de kraal krijgen is geen probleem. Uit ervaring kan ik melden dat de schapen heel snel leren dat er tegen zonsondergang brokjes in die kraal te halen zijn. Je moet uiteraard ’s avonds langs om ze in de kraal te zetten en ’s ochtends om ze er uit te laten. Dat is een aanpassing.

Maar is die aanpassing nu werkelijk zo groot? Olifanten in Botswana, tijgers in India en nijlpaarden in Tanzania richten véél meer schade aan dan die paar wolven hier. Zeker ten opzichte van het BNP. Toch vinden de meeste Nederlanders niet dat deze dieren mogen worden doodgeschoten. Als we van deze, veel armere landen eisen dat ze hun fauna beschermen, moeten wij dan ook niet die paar centen kunnen opbrengen die het kost om met wolven samen te leven?

Je kunt zo’n verplaatsbare nachtkraal opzetten in de hoek van het weiland waar de schapen op dat moment lopen. De netten zijn zwaarder om te verplaatsen dan ‘gewone’ schapennetten, maar het is goed te doen. (Ik bedoel, ik kan het en ik ken geen enkele boer die minder sterk is dan ik.) De kosten van één zo’n net zijn minder dan die van één schaap. Binnen 1 net (vierkant van 12,5 x 12,5 m) passen ongeveer 75 schapen, in een vierkant van 2 netten (25 x 25 m) ongeveer 300. Voor de gebruikelijke Nederlandse koppels is dat ruim voldoende. De kosten van een stroomkabel naar de wei, een aardpen en een schrikdraadapparaat komen daar nog wel bij. Vooral dat laatste is vrij prijzig en de subsidies daarvoor zijn niet kostendekkend. Maar daar kan iets aan gedaan worden.

Al met al lijkt het grootste probleem mij, dat je voor deze werkwijze al je land om je boerderij moet hebben liggen en er netstroom naartoe moet leggen. Voor begrazing van natuurgebieden, wat nu vaak met schapen gebeurt, werkt dit niet. Je kunt de vraag stellen of schapen daar het aangewezen beest voor zijn. Ze zijn wel lekker handzaam, maar ze horen hier dus eigenlijk niet. Heidekoeien zijn beter bestand tegen wolven en grazen op vergelijkbare manier. En runderen horen wèl vanouds thuis in de Nederlandse natuur. (Al zijn ook heidekoeien niet hetzelfde als de oerossen die in de Frankische tijd werden uitgeroeid. Die zouden geen enkel probleem met wolven hebben.)

Tot slot een cijfer dat ik graag had genoemd, maar dat niet bekend is: het aantal schapen wat wordt doodgebeten of sterft na opjaging door loslopende honden. Schattingen op basis van enquêtes uit 2019 lopen uiteen van 4.000 tot 13.000 stuks.

Open erf!

Nu de schapen in de nieuwe stal kunnen, is het eindelijk tijd om de oude krotten op het erf af te breken. Die bestaan uit het laatste hoekje van de oude boerderij, plus het hok voor de zitmaaier wat ik in 2021 daar tegenaan heb getimmerd.

Al sinds de bouw van het huis zien we dit als we de deur naar het erf uitstappen:

(Zie ook het blogje uit februari, toen we met de fundering begonnen.)
En dit is de aanblik vanaf de andere kant:

Maar… eindelijk mag het tegen de vlakte!

Voor ik het wist was Joris al het ‘ maaierhok’ aan het afbreken. Nog snel een foto vanuit de hal:

De planken (vloer van de oude hooizolder, en dáárvoor waarschijnlijk een wandbetimmering) kunnen nog wel een keer gebruikt worden voor en houthok of zo.

En toen de stal zelf. Chris wilde de ‘ betonschuttingplanken’ wel hebben. Mooi, dat ruimt lekker op. Daarna de dakpannen van het vlakkere stukje dak en dan het gehate smerige piepschuim plafond naar beneden drukken. Wilden we niet onder staan.

Toen de rest van de pannen van het dak. En het gebint. Dat was heel oud. Waarschijnlijk was dit gebint deel van de oude hooischuur die naast het oorspronkelijke woudboerderijtje stond. Rond 1965 heeft de oude meneer het gebint verlengd (zie het horizontale brede stuk op de foto hieronder) naar de oude stal van het boerderijtje, en over het geheel een stelpdak gelegd. Daardoor stond het woonhuisje van de boerderij zoals wij die kochten dwars op de schuur.

We hebben jaren tegen dat rare, boven het dak van de stal uitstekende, gebint aangekeken vanuit de slaapkamer. Eigenlijk hadden we ook niet gedacht dat de stal zo lang zou blijven staan. Ach ja “Niets zo permanent als een tijdelijke oplossing”, zei een wijze buurman me ooit.

Dan de plankjes… o ja, het composttoilet!

En dan de hele dakconstructie eraf. Met dank aan Karin, die vanuit Haarlem kwam helpen om al het hout in de houtcontainer te proppen.
We hadden verwacht dat het omgooien van de muurtjes daarna kinderspel zou zijn. Dat was het immers ook bij het slopen van het huisje; die muren duwde ik met één hand om. Maar dat viel tegen. Deze muurtjes waren met bijzonder sterke mortel gemetseld. Of zouden wij gewoon oud aan het worden zijn?

Maar wat een ruimte, toen ze eenmaal om lagen!

Een heel andere beleving, als je de deur uit stapt!

En voor het eerst kunnen we deze gevel in zijn geheel zien!

Een heel verschil met een jaar geleden…