De Kachel en de Volgorde der Dingen

Een wind- en waterdicht huis is één, een warm huis is twee. Daarom hadden we bedacht dat we binnenshuis zo snel mogelijk wilden beginnen met het bouwen van de rocket-leemkachel. Die moet gaan zorgen voor stralingswarmte in de woonkamer, keuken en badkamer, indirecte warmte via het ventilatiesysteem in de rest van het huis en voor warm kraanwater in de winter (’s Zomers moet de zon het water verwarmen). Als die kachel er is kunnen we mooi de enorme partijen brandhout en resthout die we zo langzamerhand hebben verzameld omzetten in warmte om comfortabel te klussen.

Al eerder blogde ik waarom we voor zo’n systeem kiezen.

Dit plaatje geeft de principes weer: de kachel heeft een superhete verbranding. Hiervoor wordt extra lucht aan het vuur toegevoegd (zodat de kachel niet teveel zuurstof aan de kamer onttrekt), die eerst wordt voorverwarmd via de bodem van de kachel. De hete rookgassen worden door een stelsel van kanalen geleid, waarbij ze de hitte afgeven aan een dikke mantel van steen of leem. Die geeft de warmte vervolgens langzaam af aan de ruimte. Wij hebben de kanalen ook door een bankje laten lopen. Dat wordt een héérlijke plek om uit te rusten na een koude winterdag buitenwerk. Bovendien laten we een deel van de ergste hitte van het vuur afvangen door koperen spiralen waardoor water loopt. Deze warmtewisselaars brengen de warmte over naar het buffervat, waar ons warme kraan- en douchewater straks vandaan komt.

(Dit plaatje is heel mooi en duidelijk wat betreft de ‘massa’werking. Maar het klopt niet helemaal wat betreft het type kachel wat wij hebben: een ‘rocket’. Kenmerk daarvan is dat achterin de vuurkamer de halfverbrande rookgassen door de trek van de schoorsteen omlaag ‘geduwd’ en vervolgens weer omhoog getrokken worden. Op dat punt wordt extra zuurstof toegevoegd, waardoor een werveling ontstaat die ervoor zorgt dat de verse zuurstof optimaal mengt met de halfverbrande rookgassen en er dus optimale verbranding plaatsvindt. Het klinkt ingewikkeld, maar Peter van den Berg legt het op zijn site heel duidelijk uit.)

Je kunt zoiets zelf ontwerpen en bouwen. Maar het is best wel (heel erg) complex, je moet met veel zaken rekening houden. Daarom lieten wij ons begeleiden door een ervaren kachelbouwer. Die heeft de kachel ontworpen en samen met ons in drie dagen heel hard werken de basis neergezet. Nu moeten we hem zelf nog afbouwen.

Eerst de contouren uitzetten op de vloer. Het pijpje wat uit de vloer steekt is de luchtinlaat. Die hebben we vorig jaar al aangelegd, voordat het schuimbeton gestort werd.
Er komt natuurlijk nog 25 cm schuimbeton en dekvloer op de huidige vloer. Dus onder de kachel en het warme bankje komt 25 cm Ytong-blokken, zodat ze op hoogte liggen. Onder de kachel ligt trouwens ook al een dubbele laag wapening in de dragende betonvloer, om het gewicht op te vangen.
Achter de stookkamer zit de hoge toren ingebouwd waar de rookgassen omhoog wervelen.
Intussen metsel ik links van oude bakstenen en leem het bankje, waar de (iets afgekoelde) rookgassen de hoek om geleid worden. Erg fijn dat we daarbij alle oude bakstenen gebruiken, die al tijden op het erf in de weg liggen. Het metselen gaat wel heel langzaam, omdat er allerlei kanalen door de kachel lopen die heel zorgvuldig moeten worden uitgevoerd.
De bovenkant van het bankje wordt afgedekt met 2 lagen dikke grindtegels (dit is de eerste laag). In de toekomst komt daar nog een laag mooi afgewerkte leem overheen. De binnenkant van het metselwerk wordt netjes met leem afgesmeerd zodat de rookgassen in het bankje blijven (en niet de woonkamer in komen). Alleen raken langzamerhand onze pallets met stenen op…
Ook merken we dat de stenen geen water opnemen uit de leem tijdens het metselen, waarschijnlijk omdat ze te nat zijn. De leem moet met veel water aangemaakt worden, zodat het metselwerk goed dichtvloeit en er geen rookgassen doorheen kunnen komen. Maar eigenlijk moeten de stenen direct een deel van dat water opzuigen, zodat de leem droger – en dus harder wordt. Dat is niet het geval en dus wint de zwaartekracht: het metselwerk zakt in.

BBovendien realiseren we ons dat we onvoldoende hebben nagedacht over de Volgorde der Dingen. Want de kachel kan uiteraard pas branden als-ie een schoorsteen heeft. Er zijn nog meer redenen waarom hij nog niet volgende week al aan kan; we moeten ‘m nog afmetselen en dat gaat langzaam, door alle ingewikkelde kanalen die netjes in verband gemetseld moeten worden. Daarna moet hij een aantal weken drogen (maar met ons werktempo komt dat vanzelf goed). En zolang er nog geen buffervat is voor warm water moeten we de warmtewisselaars op een andere manier laten doorstromen. Ook daar valt wel een oplossing voor te vinden.

Maar de schoorsteen moet helemaal naar de nok toe lopen. En daarvoor moet hij wel kunnen worden vastgezet aan een muur. De muur tussen de overloop en de studeerkamer / kantoor, in dit geval. Hij kan niet in het luchtledige hangen (zoals de zakjes eikels die links hangen om houtwormen te lokken)!

Alleen – die muur kan pas gebouwd worden als de verdiepingsvloer er ligt. En de verdiepingsvloer kan pas aangelegd worden nadat ik klaar ben met het schuren en oliën van de plafondbalken (wat echt nog héél veel werk is) èn de onderkanten van de planken voor de verdiepingsvloer zijn geschilderd. (Je kunt ze natuurlijk in theorie ook eerst vastzetten en dan schilderen, maar boven je hoofd schilderen is k*werk en bovendien is de kans dat je dan lelijke verfrandjes op de schoon geoliede balken maakt ongeveer duizend procent.)

En er zijn pas een paar balken geschuurd en geolied. (Ze worden wel heel mooi 🙂 )

En natuurlijk hebben we nog heel veel andere klussen, die eigenlijk allemaal het eerst (lees: vóór de winter) moeten. Al het potdekselwerk aan de buitenkant moet worden aangebracht, de kozijnen moeten geschuurd en geolied (in elk geval aan de buitenkant), de rioleringsbuis moet worden aangebracht en aangesloten zodat we de grond rond het huis weer kunnen aanbrengen en inzaaien. En op het erf liggen ook nog tal van klusjes die moeten gebeuren vóór de winter. Dus we constateren dat we (A) even serieus aan de slag moeten met een planning en (B) dat het nog wel even duurt voor we de kachel aan kunnen steken…

Wind- en waterdicht!

Hiep hiep hoera! Het Glas Is Geplaatst! En dat betekent dat we (bijna) Wind- en Waterdicht zijn!

Het begon gisteren al, toen er opeens een wanhopige (Duits sprekende) chauffeur het pad op kwam lopen. Uiteraard nét toen ik kaas stond te maken en niet kon ophouden met het roeren van de wrongel. Hij kwam de ruiten brengen, maar durfde met zijn (10 meter lange) glas-wagen niet de lastige bocht van ons pad op te draaien. Je moet daar een scherpe bocht maken, tussen twee sloten door.

Ik zeg altijd héél nadrukkelijk bij alle leveranties dat onze locatie “alleen bereikbaar is voor auto’s van maximaal 10 meter lang, met een goede chauffeur”. Maar soms gaat het over zoveel schijven dat het niet helemaal overkomt. Hoewel uiteraard geen chauffeur zal toegeven dat hij “geen goede chauffeur” is 😉 . Enfin, het is gelukt om het glas heelhuids hier te krijgen. (Hoe de kaas is geworden wachten we af.)

De rest van de woensdag heb ik besteed aan opruimen in en om het huis. In onze beide vorige huizen is bij het plaatsen van nieuwe ruiten een ruit gesneuveld. Het leek me handig om zoveel mogelijk ruimte vrij te maken voor mannen die met loodzware triple glas ruiten moeten sjouwen.

Vanmorgen stonden stipt om 07.00 de glaszetters op de oprit. Het was nog donker… Gelukkig hadden ze bouwlampen bij zich.

Toen ik om 09.00 terug kwam van een rondje-met-het-hondje zaten al die loodzware triple glas ruiten er al in! Even koffie, vervolgens kitten, en om 11.00 zwaaiden Aska en ik de mannen van achter het glas uit.

En geheel volgens voorspelling: wat een enorm verschil! Ineens voelt het echt als ‘binnen’. In Een Huis. De wind blijft buiten (en vanaf nu de regen ook!).

Het triple glas laat iets minder licht door. Het gekke is, dat het niet donkerder aanvoelt, maar juist lichter. Waarschijnlijk doordat het nu echt als ‘binnen’ voelt. En je bent gewend dat het binnen donkerder is dan buiten. De woonkamer en woonkeuken zijn heel licht. En als de muren gestuukt zijn (over een jaar of zo) wordt het nog veel lichter.

Op dezelfde manier voelt het ook opeens ruimer dan toen de raamopeningen nog leeg waren. Het feit dat het opgeruimd is zal daarbij helpen. Ik kon de verleiding niet weerstaan om de ‘keuken’ meteen een beetje in te richten…

Ook heel fijn: nu kan het huis op slot! Er ligt allerlei gereedschap dus we durfden het erf de afgelopen maanden eigenlijk niet onbeheerd achter te laten. En omdat ik sinds deze week de schapen nog maar 1 x per dag melk heb ik opeens een stuk meer bewegingsvrijheid en kan ik bijvoorbeeld een dagje weg. Hoera!

Natuurlijk zijn er altijd nog dingetjes. Zo moet er nog beslag op de deuren (dat is ook wel fijn om deuren van buitenaf te kunnen openen…). En nu waait het nog door de gaten waar de deurkrukken in moeten. En aan de onderkant van de deuren zitten nog kieren langs de deurkozijnen die moeten worden gedicht. Bíjna wind- en waterdicht dus. Genoeg voor bubbels!

Schuren

Het eerste wat iedereen die ons nieuwe huis bekijkt opmerkt is: “Wat prachtig, die ruige eiken balken! Blijven ze wel in het zicht?”

Dat is wel de bedoeling ja. Maar dan moeten ze wel ietsje gladder worden. Een ruige uitstraling is prachtig, maar ik wil wel de onvermijdelijke spinnenwebben eraf kunnen vegen.

(We hebben hier echt bizar veel spinnen. Gelukkig maar, want anders zouden we nóg meer vliegen hebben).

De balken zijn nu ‘fijnbezaagd’, wat dus niet zo erg fijn is. In de huidige staat blijven niet alleen spinnenwebben, maar ook de hele stofdoek eraan plakken.

Na het behandelen met oxaalzuur van het gebint ben ik dus gaan schuren. Joris had speciaal een nieuwe excentrische schuurmachine aangeschaft. Lichter en veel krachtiger dan de vorige. Met een hoog vermogen en heel veel schuurbewegingen per seconde.

“Pas je wel op dat hij zich niet invreet?” zei hij nog.

Nou.

Het eikenhout bleek zo kanonnehard dat ik de schuurmachine met korrel 24 (!) wel 10 minuten op één plek kon houden en dat nog steeds de ribbels van het zagen op de balken zaten.

Er was duidelijk zwaarder geschut vereist.

Dus nu doe ik alles eerst met de haakse slijper, met schuuropzetstuk. Helaas is dat niet alleen een zwaarder apparaat in termen van vermogen, maar ook in termen van gewicht. Wat vooral vervelend is bij de onderkant van balken, dis nu eenmaal van onderaf geschuurd moeten worden. Ik houd het maar een paar uur vol en zit ’s avonds met trillende armen op de bank.

Hij maakt ook een werkelijk ongelooflijke herrie. En ondanks de aanschaf van een speciaal opzet-afzuigstuk vliegt er enorm veel grof schuursel vanaf. Ogen, neus en haren komen vol te zitten.

Eerst de ribbels en grote oneffenheden weghalen met de haakse slijper, op korrel 40. Daarna is het glad maken met de schuurmachine met korrel 60 een eitje. Korrel 60 klinkt nog niet heel erg glad (voor mensen die wel eens met schuurpapier werken), maar het is glad genoeg. In ieder geval voor de balken boven je hoofd (daar sta je toch niet met je neus op). Glad genoeg om spinnenwebben weg te halen. En met een alleszins acceptabele ruige uitstraling. Wie weet schuur ik de staanders ook nog met korrel 80.

Daarna ga ik het hout behandelen met Verbeterde Houtolie van De Cokerije, mogelijk nog verdund met terpentijn- of citrusolie. Dat moet ook gaan helpen tegen de spinthoutkevertjes. Want dat hoofdstuk was ook nog niet afgesloten.

We hebben over de kevertjes allerlei mensen geraadpleegd, die met allerlei adviezen kwamen, die (uiteraard) grotendeels niet overlapten en soms ronduit tegenstrijdig waren. Dus gaan we maar op ons gezond verstand af en hopen op het beste. (En nu ik ervaar hoe kanonnehard dat hout is krijg ik ook het gevoel dat het gekeverte wel echt flink moet doorknagen om structurele schade aan te richten.)

Gif en gas vinden we allebei eigenlijk geen optie. Een warmtebehandeling gaat dit jaar niet meer lukken. En daarbij twijfelen we of dat effectief is: zoals ik al eerder schreef ligt er hier zoveel eikenhout rond het huis, dat er altijd plekken zijn waar de kevertjes een toevlucht kunnen vinden. Om vervolgens het huis weer te her-infecteren.

Dus voorlopig kiezen we voor een andere strategie. We proberen het hout ín het huis minder aantrekkelijk te maken voor de kevertjes om er eitjes op te leggen. En wat ze buiten uitvreten moeten ze zelf maar weten.

Door de olie schijnen ze het hout minder lekker te vinden om eitjes op te leggen. Dat heeft ook als voordeel dat we het hout stukje bij beetje kunnen behandelen, steeds als er weer een project klaar is. En daarnaast een zak eikels in de nok ophangen, waar ze juist heel graag eitjes in schijnen te leggen. En die zak eikels dan ieder voorjaar verbranden (en vervangen door verse).

Op die manier hopen we de activiteiten van het gedierte voldoende te kunnen sturen. Het is nu eenmaal hun werk om dode bomen op te helpen ruimen. Maar ja, deze bomen hadden wij nu juist dood gemaakt met de bedoeling dat ze lang intact zouden blijven.

Al die balkjes bij elkaar zijn overigens nog een puur beetje schuren. Ik heb uitgerekend dat het in totaal om en nabij de 200 m2 oppervlak is. Ik ben dus deze winter nog wel even onder de pannen, qua klus.

(Wat uiteraard een stuk beter is dan óp het dak zitten, zoals afgelopen winter. Wat heerlijk dat we komende winter ‘onder dak’ kunnen klussen!)

Kozijnen

De afgelopen weken is Joris druk geweest met het plaatsen van de kozijnen. Wat een verschil maakt dat!

Alles rondom netjes aftappen

Veiligheidshalve begonnen met de kleinste ramen…
Met de (loodzware!) deuren kwam de aannemer helpen
De keukendeuren!
Met wat plantjes erbij ziet het er nog véél gezelliger uit
Het wordt helemaal echt!
En dan de voorgevel

Nu alleen nog de allerlaatste grote ramen in de voorgevel. Maar dan moeten eerst de hardstenen onderdorpels (waterslagen) geplaatst worden. Dat was eerst anders bedacht, maar dit lijkt toch het mooist. Alleen betekent het dat er weer wat baksteen moet worden weggeslepen om de onderdorpels te laten passen. En zo is er altijd iets wat eerst moet, voor je iets anders kunt doen…

Hitte! (het derde jaar…)

En daar kwam-ie dan, de eerste hittegolf van dit jaar. Ik dacht eigenlijk dat we er eind juni al eentje gehad hadden, net vóór de kalkhennepweek. Maar blijkbaar voldeed die niet aan de eisen.

Fijn dat we de schaduwhokjes voor de rammen hebben. Voor de ooien had ik gelukkig nog twee weitjes met gras-en-schaduw. Weer veel gedoe, want ze moeten toch wel erg vaak verplaatst.

De kleine boompjes doen dapper hun best. (Voor zover ze de droogte va half maart-half juni overleefd hebben dan, want alles wat ik afgelopen winter had geplant is toen overleden.) Het aanbrengen van grote stukken halfverteerd hout bij wijze van mulch lijkt goed te werken.

De moestuin geef ik permanent water. ’s Nachts sproeien lukt niet meer; het water wat uit de bron komt bevat teveel zand, waardoor de zwenksproeieer steeds verstopt. Ik heb er nu drie versleten. In plaats daarvan leg ik de tuinslang tussen de planten. Elke twintig minuten gaat het alarm van mijn telefoon af en leg ik hem iets bij de volgende plant. Op die manier heb ik de meeste planten kunnen redden. Wel een hoop werk. Een paar bedden, die het toch al niet goed deden, heb ik maar opgegeven. Al met al is dit het droogste moestuinjaar wat ik tot nu toe heb meegemaakt.

Slapen in de stacaravan is zo goed als onmogelijk. Maar dat geeft niet; het nieuwe huis is een stuk luchtiger (en was de eerste dagen nog lekker koel). Wel onder een klamboe, de muggen zijn opeens weer terug. Al doen onze ‘huis’zwaluwen hun best bij de bestrijding.

Maar na een paar dagen liep ook in het nieuwe huis de temperatuur op. Wat zal het fijn zijn als de ramen en deuren er in zitten. En de dakisolatie!

We hebben nu al drie jaar alle nattigheid in de winter, gevolgd door een droge zomer. Als dit het nieuwe normaal wordt moeten we het land daarop gaan inrichten. Ik heb allerlei plannen… dat wordt weer planten deze winter!