Zoals ik al eerder schreef, had ik dit jaar alleen een lammetje (een rammetje) van Nel gepland. Babette heeft vorig jaar heel laat gelammerd, daarna longontsteking gehad en de hele winter heel veel melk gegeven. Dus die wilde ik even een pauze geven en pas komend najaar weer laten dekken. En de twee ooitjes die vorig jaar zijn geboren (Lieke en Fen) vond ik ook nog wat te jong om te laten dekken.
Maar ja, de natuur hè. Eind november, toen ik net uit het ziekenhuis kwam na de kaakoperatie en nog wat groggy op de bank zat, speelde Arie het klaar om te ontsnappen. En trof Joris hem aan bij de andere drie dames. O jee.
28 november plus 145 dagen is 21 april. Dus stond ik zo langzamerhand op scherp. Lieke was duidelijk drachtig: bolrond, met een prachtig roze uier van heb ik jou daar. Maar Babette toonde helemaal geen uier en leek ook niet veel ronder dan anders. Ze sprong ook nog altijd lenig en vrolijk op de melktafel.
Terwijl Nel de afgelopen weken opeens Helemaal Niet Meer Wist waar de melktafel voor diende. In de maanden dat ze bij Arie in de wei stond heb ik haar brokjes in de wei gebracht (dat was makkelijker dan het hele schaap elke ochtend in het donker ophalen naar de stal en daarna weer terugbrengen). En nu was de melktafel opeens een Eng Ding. Waar ze Niet Op Ging. Eindeloos soebatten, rammelen met brokjes, sjorren aan het beest (één poot op de melktafel, nog een poot, duwen, ‘toe maar Nel’, schaap zakt door de knieën, luidkeels protest, etc). Twee keer per dag dus. Met als resultaat dat het beest niet eens meer bij de melktafel in de buurt wilde komen.
Na een week heb ik haar samen met Joris met tamelijk grof geweld op de melktafel geduwd. (70 kg tegenstribbelend schaap plus een heleboel wol kan ik in mijn eentje niet in bedwang houden). En toen viel het kwartje blijkbaar. Nu springt ze er weer op als vanouds, om luidkeels brokjes te eisen. Gelukkig maar, want zoon Krelis is intussen 3 weken oud en dat betekent dat hij zo langzamerhand met wat minder melk toe kan. Hij moet nu ’s nachts apart van zijn moeder, zodat ik Nel ’s ochtends kan melken. Tenslotte was dat het hele punt van de melkschapen.
Intussen werd Lieke dus ronder en ronder en toen ze zondag na de ochtend-etensronde in de stal niet meer terug wilde naar de wei wist ik het wel. En ja hoor, een paar uur later waren er twee rammetjes. Lieke likt ze keurig schoon, beter dan haar moeder het vorig jaar deed. Maar net als haar moeder heeft ze melk genoeg, maar stilstaan om de kinderen te laten drinken is er niet zo bij. Kennelijk moet een schaap dat leren. En Lieke is met stip het meest nerveuze schaap van de kudde, dat helpt ook niet.
Overigens vindt Lieke het Helemaal Niets dat ze een paar dagen met haar kroost in afzondering mag. Ze wil terug naar de kudde! En dat heeft ze de hele nacht luidkeels laten weten. Omdat het ook de eerste nacht was dat Krelis en Nel apart stonden en Nel ook nogal vocaal is ingesteld kreeg ik niet zoveel slaap.
En toen ik vanmorgen om 05.15 slaperig de wei in liep om Nel op te halen voor het melken hoorde ik gemekker van pasgeboren lammetjes uit een verre hoek van het weiland. Twee lammetjes bij Babette! Dat had ik dus niet zien aankomen. Want Babette heeft geen uier, geen melk. En de lammetjes moeten biest krijgen! Daar zitten belangrijke antistoffen in. Gelukkig had ik gisteren van Lieke wat extra biest afgemolken (die uier stond zo strak gespannen dat de lammeren nauwelijks konden drinken). En op het bakje genoteerd wat de eerste biest, wat de tweede was etc. De samenstelling van de biest verandert namelijk steeds gedurende de eerste dagen na het lammeren, tot het na drie dagen gewoon melk is. Het is belangrijk dat de lammetjes dat steeds in de juiste volgorde krijgen.
Dus nu weer flesjes opwarmen voor de lammeren van Babette en steeds wat van Lieke afmelken. Hopelijk redden alle vier de lammeren het ermee.
Arie, de aanstichter van dit alles, loopt intussen sinds tien dagen rond met een grote bult op zijn kop. Eerst heb ik het maar even aangekeken, maar toen de bult alleen maar groter werd toch de dierenarts gebeld. ‘Een abces’, oordeelde die. ‘Laten rijpen, het moet vanzelf doorbreken. In de tussentijd kan je pijnstilling geven, ik zal drie spuitjes voor je klaarmaken, die moet je om de dag onderhuids geven.’
Slik. Spuitjes geven is iets wat ik Heel Eng vind, vooral bij een tegenspartelende ram van ongeveer 100 kg. Maar het hoort erbij. En kennelijk werkt het, want Arie vreet en herkauwt als normaal, terwijl hij intussen een afgrijselijke rode bult ter grootte van een clownsneus op zijn wang heeft. ‘Als het is doorgebroken kan je ook het gat wat groter maken of spoelen met een betadineoplossing’, raadde een bevriende schapenhouder nog aan. Ik zie er nu al naar uit.
Ik kreeg trouwens nogal wat verontwaardigde (en bezorgde) reacties over het feit dat Arie zich aan zijn dochter(s) heeft vergrepen. Of de lammeren dan wel gezond waren. Welja. Bij dieren die in groepen leven met een alfaman aan de top (schapen, koeien, kippen, bavianen, wolven…) is dat volkomen normaal. De taakomschrijving van een alfaman is namelijk:
- Seks hebben (met iedereen die daarvoor in aanmerking komt)
- Vechten (met iedereen die dat recht waagt te betwisten)
Dit verklaart waarom slap gelul op door mannen gedomineerde werkvloeren altijd gaat over vrouwen en voetbal (een gesublimeerde vorm van vechten): de sprekers aspireren alfamannetje te zijn. Waarbij ze vergeten dat zo’n alfaman natuurlijk snel slijt door al dat vechten en dus op natuurlijke wijze vervangen wordt vóórdat er al te erge inteelt optreedt.
Dus. Nu heb ik één volwassen ooi (Nel) die ’s nachts luidkeels protesteert omdat ze van haar lam (Krelis) is gescheiden, één volwassen ooi (Babette) die op omvallen staat wegens overdadig lammeren en melkgift, één jonge ooi (Lieke) die permanent luidkeels protesteert omdat ze naar de kudde terug wil, één jonge ooi (Fen) die luidkeels loopt te brullen omdat haar moeder (Babette) met nieuw grut in de stal ligt, twee jonge lammetjes met een moeder (Lieke) die niet wil stilstaan, twee jonge lammetjes met een moeder (Babette) die geen melk heeft en een ram (Arie) met een clownsneus van een abces op zijn kop.
‘Het wordt al een mooi koppel!’ vond onze boer. Ik vind het meer een circus…