Na vijf weekends hard stukadoren is het gelukt: alle wanden van de werkplaats zijn gestuukt. En dus donkerbruin. Best een mooie kleur bruin, eigenlijk. Maar toch wat donker voor een werkplaats. Daarom komt er witte leemverf overheen.
Op basis van eerdere ervaringen met ‘natuur’verf ging ik er vanuit dat de meest witte kleur nog helemaal niet zo wit zou zijn. Maar dat is-ie wel: de kleurnaam ‘Dover’ van Tierrafino is goed gekozen: de verf droogt krijtwit op – iets witter dan we bedoeld hadden. In combinatie met de afgeronde randjes rond de (kleine) ramen en het nog wat ruige stucwerk doet het me enigszins denken aan witgekalkte mediterrane kerkjes of het soort Zweedse huisjes waarvan afbeeldingen staan in het boek ‘de gebroeders Leeuwenhart’ van Astrid Lindgren. (Althans – dat laatste dacht ik. Mijn eigen exemplaar staat nog altijd in een doos bij Anneke op zolder en op internet kan ik niet het plaatje vinden wat ik zoek.)
Best aardig, al is het niet helemaal het effect wat ik beoogde…. Nou ja, hoe witter hoe lichter, dat compenseer weer voor de iets te klein uitgevallen raampjes.
Nu nog de tussenwand afmaken, een pelletkacheltje erin en dan kunnen we het kantoor verhuizen naar het nieuwe bijgebouw!
Geen nieuwe updates de laatste weken, want het is, in één woord samengevat, DRUK!
De afgelopen drie weekends ben ik non-stop aan het leemstuken geweest. Het resultaat wordt steeds mooier (al vallen de gedroomde afgeronde hoeken rond de ramen nog niet mee…) maar mijn elleboog gaat wel zeer doen. Daarom is het niet zo erg dat ik het door de week erg druk met kantoorwerk heb. Joris heeft het natuurlijk ook heel erg druk, met een baan van 40 uur plus zo’n 12 uur reistijd en diverse nevenactiviteiten. “Na november komt er weer lucht in de agenda” houden we onszelf voor. Hoewel ik vandaag weer gebeld werd voor een klusje…. zou de economie soms weer aantrekken of zo?
Tussendoor oefen ik met Aska voor een wedstrijd schapendrijven, werkt Joris overal elektriciteitskabels door de werkplaats, moeten we iedere dag minstens anderhalf uur (!) met Aska fietsen en wandelen (mijn hemel wat een energie heeft dat beest!), moet ik regelmatig naar de Randstad (dat is een dagreis, waarbij Aska vaak de avond tevoren al met logeerpakketje bij onze fantastische buren wordt afgeleverd), hebben we een officiële zwoegerziekte-vrij-status voor de schapen bereikt en hopelijk een ram geregeld om ze eind dit jaar te laten dekken, is het gras weer een keer gemaaid (toch weer drie sneden dit jaar), vergader ik met de groencommissie van het dorp, moet mijn gebit binnenkort weer in de steigers zodat ik de nodige vooroverleggen daarover met kaakchirurg en orthodontist heb (alles is een eind rijden!), zorgde het koffiezetapparaat voor kortsluiting (en toen ik een nieuw kocht via Marktplaats bleek dat bij de ouders te zijn van een architecte die het ‘ruilverwonings-project’ hier in de De Hoeve heeft begeleid), is er iets raars met mijn enkel wat een operatie in Sneek ! of all places) noodzaakt, was er een avond over ‘wat voor dorp willen we zijn?’ in het dorpshuis en belde Landschapsbeheer Friesland eind september dat ze aanstaande maandag de poel zouden komen aanleggen.
In het kader van een landschapsherstelproject mogen wij zomaar gratis een poel laten aanleggen, de houtwallen herstellen en worden er ook nog eiken langs de sloot geplant!
Maar, wacht even. Maandag ben ik er niet! Dan moet ik naar Utrecht! En ik wil er wel bij zijn!
Na wat heen-en-weer gepraat kwamen we op 8 oktober. Vanmorgen om half acht arriveerde een indrukwekkende graafmachine. Ik vroeg me af of hij wel ons pad over zou kunnen. Dat ging, maar hij durfde niet over de Ratellaan, daar zou hij waarschijnlijk de randen van het asfalt kapot rijden. Gelukkig mocht hij van de buurman over diens veld rijden.
Gisteren had Hans alvast het hoge gras en pitrus gemaaid, zodat de boomkikkers die we regelmatig spotten (!) hopelijk weg zouden kruipen.
Met een grote freesmachine werd de zode kapot gefreesd. En toen begon het Grote Graven. Een enorme happening, waarbij ook Omrop Fryslan en de pers langs kwamen.
Wat een hoop grond komt er uit zo’n poel!
Je kon prachtig de opbouw van de bodem zien. Onder de vruchtbare bouwvoor zat een laagje uitgespoeld zand, daaronder veen, daaronder ijzerrijk zand en daaronder leem. Alleen niet overal precies zo of op dezelfde hoogte. Dus het was beste wel een beetje zoeken om het zo uit te voeren dat er zoveel mogelijk interessante biotopen voor amfibieën zouden ontstaan. . Gelukkig begeleidde Hans de uitvoering; die heeft daar voldoende ervaring mee en weet precies waar je op moet letten.
Er kwam jammer genoeg weinig leem uit, het was vooral humeus zand en venige grond. Pas helemaal onderin zit leem die mogelijk geschikt zou zijn om mee te bouwen. Maar dieper hoeft de poel ècht niet…
De vrijgekomen grond is verwerkt in een wal aan de westkant. Dit najaar wordt die beplant. Hopelijk hebben we dan wat minder wind uit die hoek…
Dus nu hebben we… een groot gat. Als het gaat regenen een mooie poel. Maar voorlopig mag het best nog even droog blijven, tot we eindelijk de pannen op het dak van de werkplaats hebben liggen of zo.
De randen zullen groen worden, onderin moet water komen te staan. En nu maar wachten op de orchideeën, boomkikkers, heide, vlinders, salamanders, ringslangen…
Joris heeft hard gewerkt aan de tussenwand tussen kantoor en werkplaats. De elektriciteitsbuizen en stopcontacten zitten op hun plaats. Tijd om de stukadoor in mijzelf los te laten! Lang geleden heb ik een cursus stuken gedaan, maar dat was ‘gewoon’ met gips, van die zakken roodband en geelband van Knauf. In ons nieuwe huis willen we ‘natuurlijk’ leem gebruiken.
Dan valt er nog heel wat te kiezen: leem is te verkrijgen in allerlei kwaliteiten en verschillende kleuren. Met, uiteraard, ook verschillende prijsklassen. Gelukkig geeft Geert de Bock van de Leemshop uitstekend advies. Eigenlijk was ik wel gecharmeerd van het idee van witte basisleem (dan kan je er nog eens een stukje af stoten zonder dat het opvalt). Maar die is duur, (nog) niet verkrijgbaar in de sterkteklasse die je nodig hebt voor de onderste laag en komt bovendien van ver weg. Daarom kozen we voor goedkope Nederlandse basisleem. Het wordt bij Emmen gewonnen en zon- en wind-gedroogd: een mooi ‘oer’-product met hele lage milieubelasting dus.
Het enige wat nóg milieuvriendelijker zou zijn, is onze eigen leem hier uit de grond halen. Dat wil ik ook nog wel eens proberen, maar de proefjes die ik tot nu toe heb gedaan suggereren dat er teveel zand in de leem hier zit. Misschien ga ik het nog wel een keer proberen, als we een grote voorraad hebben, bijvoorbeeld van het graven van de poel.
Al overleggend met de Leemshop bleek dat Geert ook workshops geeft; eigenlijk een dagdeel begeleiding om je op weg te helpen met het stuken. Dat leek me wel een goed idee, tenslotte zijn er heel wat muren te gaan. Hans vond het ook leuk en sloot aan. Dus hebben we afgelopen vrijdag uitgebreid les gekregen.
Omdat de houtvezelplaten iets kunnen werken ten opzichte van elkaar (bijvoorbeeld bij harde wind) gebruik je een wapeningsnet in de leem. Het meest ecologisch is jute, maar dat schijnt erg lastig te verwerken te zijn, zeker rond kozijnen en vensterbanken enzo. Dus toch maar gekozen voor glasvezel.
De eerste stap is de netten precies op maat te knippen. Vervolgens de leem op de muur smeren. Met een kamspaan met tanden van 1 x 1 cm verdeel je de leem totdat er overal gemiddeld ongeveer precies een halve cm leem op de muur zit. Wapeningsnet ertegenaan hangen, met de hand een beetje in de leem drukken en met de spaan het net goed vast en glad strijken. Dat is de eerste laag, later komt er nog een halve cm leem overheen. Simpel toch?
Nee natuurlijk, de leem kwam er aan alle kanten weer vanaf. Vooral boven de ramen. Het maken van de mooie afgeronde hoekjes rond de kozijnen viel ook helemaal niet mee: de leem bleef meer aan de spaan plakken dan aan de muur. Ondanks dat ik van tevoren de houtvezelplaat had voorgestreken met een speciaal damp-open hechtmiddel voor leemstuc.
Maar oefening baart kunst, en na een heel weekend stuken ben ik niet ontevreden over de eerste paar muurtjes. Het wordt niet superstrak, maar een klein beetje organisch effect valt binnen onze tolerantiegrens. De eerste laag mag nu drogen (deze week heb ik het te druk met kantoorwerk). Daarna komt er een tweede laag leem overheen. En dan nog drie(!) lagen leemverf, want die Nederlandse basisleem is wel vrij donker van kleur.
De werkplaats is nog niet helemaal af. Maar we hebben besloten de zolder alvast in gebruik te nemen, nog vóórdat hij af is. Dat wil zeggen, we tapen de naden van de OSB-platen aan de binnenkant niet helemaal af. Aan de buitenkant is het dak wel helemaal kierdicht, want er moet natuurlijk geen vocht in komen. Maar dat beetje tocht doordat de naden aan de binnenkant niet kierdicht zijn nemen we voor lief. Misschien is het zelfs wel gunstig voor een beetje ventilatie als het straks vol staat met al onze zooi.
We zijn vast begonnen om het één en ander naar boven te verplaatsen. Zo heb ik eindelijk mijzelf gedwongen de kelder van het oude huisje leeg te halen. Daar stonden maar liefst 54 prachtige oude weckpotten, dik onder het stof, zand, spinnewebben, dode pissebedden en andere viezigheid – waarschijnlijk al zo’n 45 jaar. Op basis van de oude kranten die we vonden in de bedstee bóven de kelder schatten we dat het kelderluik sinds de vroege jaren ’70 niet meer open is geweest. Het is natuurlijk niet een helemaal waterdichte datering – de kranten kunnen ook later naar de bedstee verplaatst zijn. De rubber ringen heb ik maar weggegooid: de weckpotten vullen weer twee dozen voor de zolder.
Wel een opluchting om zaken naar een ‘schone’ ruimte te kunnen verplaatsen. In een doos met kampeerspullen en in verschillende dozen met (antiek) porselein hebben muizen huisgehouden. Misschien nog van vóórdat we de katten hadden, want die dozen hadden we al uit Amersfoort verhuisd en in de stal gezet vóór onze eigen verhuizing. Verpakkingsmateriaal is aangeknaagd (en onze lakenzakken, opblaaskussentjes en het grondlaken voor de tent ook 🙁 ) en alles zit vol poep en pies. Getver! Alle dozen moeten dus gecontroleerd en zo nodig uitgepakt, de inhoud afgewassen en opnieuw ingepakt.
Beneden is inmiddels de hele muur van de werkplaats met warme houtvezelplaat bekleed. Nog ‘even’ de elektriciteit aanleggen en dan kan de leemstuc erop.
Afgelopen weekend kwamen Wies en Robert met de kleine meisjes logeren; wij vormden een handige uitvalsbasis om naar de reuzen in Leeuwarden te gaan kijken. Bart en Willemien kwamen ook en Karali bood aan om ook langs te komen. Zoveel helpende handen was een goede gelegenheid om eindelijk een begin te maken met het dakdekken, want er lijkt nu toch wel echt een einde aan het mooie weer te zijn gekomen.
Maar zoals het altijd gaat: vóór je iets kunt doen moet je eerst nog iets anders doen. In dit geval: het schoonmaken van de stapels dakpannen die van de oude schuur af kwamen, en die sinds oktober vorig jaar op stapels in een hoek van het erf lagen.
En tijdens het schoonmaken zag ik weer, dat het weliswaar allemaal donker geglazuurde ‘oude holle’ pannen zijn, maar wel van verschillende partijen. Die allemaal nèt ietsje anders zijn. Soms duidelijke verschillen, soms héle subtiele, die je eigenlijk pas gaat zien als je er een stuk of 1000 door je handen hebt gehad. Dat is niet gunstig voor de waterdichtheid. Een pannendak sluit het mooist als de pannen zo uniform en maatvast mogelijk zijn.
De aangewezen methode zou dus zijn: eerst alle (>1000) pannen zorgvuldig op soort sorteren, bepalen hoeveel je van elke soort hebt en welke het best op elkaar aansluiten en vervolgens het dak dekken diagonaal vanuit één hoek met opeenvolgende reeksen pannen.
En daar kwam het gat tussen theorie en praktijk: toen ik eenmaal enigszins een idee had van wat de kenmerken waren van de verschillende partijen was het al zaterdagmiddag. Bovendien wisten we niet precies hoeveel pannen er in de lengterichting van de werkplaats zouden komen te liggen.
Dus als het niet kan zoals het moet dan moet het maar zoals het kan: we hebben de meest herkenbare soorten eruit geselecteerd en zijn daarmee begonnen. Met zoveel handen konden we een mooi ‘treintje’ maken. Lotis werkte dapper mee. We moeten toch maar op zoek naar werkhandschoenen maatje XXS want met je blote handen dakpannen doorgeven vonden wij voor een vierjarige wel erg hardcore (zelf vond ze dat ze ook best wel twéé dakpannen tegelijk kon doorgeven.)
Met hulp van het vogelaarsoog van Bart (getraind op het herkennen van kenmerk-combinaties) en het timmermansoog van Willemien (die van een afstand aanwijzingen gaf of we wel recht gingen) lukte het toch nog redelijk om het dak te dekken met rechte rijen. Over sommige plekken zijn we niet helemaal tevreden. Nu maar hopen dat het voldoende water- en stormvast ligt…
Er komt nog een overstek langs de lange zijden. Daarvoor moeten eerst nog dragers worden aangebracht. De einden van de daksporen die uit de overgang muur-dak steken liggen immers ónder de dakisolatie en de daklatten en panlatten die daarop zijn bevestigd, terwijl de panlatten van het overstek direct op de sporen bevestigd kunnen worden. Op de daksporen moeten dus dragers voor het overstek worden aangebracht. Dat heeft als voordeel dat we ook een klein knikje in de dakvoet kunnen aanbrengen, wat er net wat levendiger uitziet. En natuurlijk komen er ook nog dakgoten.
Binnen is Joris bezig de stucplaten aan te brengen. Ook moet er nog een tussenwand geplaatst, de elektriciteit moet aangelegd en dan kan ik de binnenzijde stuken. Nog veel werk en we krijgen haast. Want pas als de binnenkant af is kunnen we de spullen uit de boerderij overbrengen en de boerderij gaan afbreken. En dan hebben we eindelijk de pannen voor de ándere zijde van het dak….