Zó staat de helft van je land onder water, en zó heb je, amper een half jaar later, een dagtaak aan het water geven van je nieuwe aanplant. Het moge duidelijk zijn dat het klimaat echt aan het veranderen is.
Momenteel is ons land helemaal geel. De boompjes zijn nog wel groen, maar ik ben dan ook de hele dag bezig met water geven. We vullen de IBC-containers met (helaas leiding-)water , zetten ze met de trekker bij de bomen en leggen dan steeds een half uur, drie kwartier een slang bij een boom. Dat betekent dat ik intussen wel iets anders kan doen, maar telkens moet ophouden om de slang te verleggen (of de hele container te verzetten of opnieuw te vullen). Maar op die manier zakt het water precies ter plaatse van de boomwortels langzaam (dus diep) de grond in, in plaats van over de uitgedroogde grond weg te lopen zodat alleen het oppervlak vochtig wordt. Dat water aan het oppervlak verdampt namelijk ook weer snel. Bovendien stimuleer je dan dat de boomwortels ook oppervlakkig groeien. Met mijn methode moeten ze wel naar beneden. En zo kunnen ze volgende droogteperioden beter weerstaan. Als ze deze overleven…
Voor het eerst in mijn moestuincarrière (en met zware gewetenswroeging) giet ik met leidingwater in de moestuin. Zeer beperkt. Dus de vroege aardappels en de uien zijn inmiddels gerooid (en het ziet er naar uit dat de bewaaraardappels dit jaar ook een heel vroege, maar heel kleine oogst gaan geven). Maar ik durf eenvoudigweg geen prei en boerenkoolplantjes uit te planten in de vrijgekomen bedden. Het kost al moeite genoeg om alles in leven te houden zonder dat ik de wortels beschadig. En dan is er ook nog een hittegolf voorspeld!
De lathyrus bloeit desondanks schitterend.
Een voordeel van het droge weer is dat Joris zich met het bouwen kan bezighouden zonder zich te bekommeren over de volgorde ‘eerst het dak, dan de muren’ of over het ’s avonds opruimen van gereedscap. Inmiddels zijn de muren aan drie kanten helemaal voorzien van isolatie en afgewerkt met potdekselplanken. Dat is veel precisiewerk, met lastige randjes en hoekjes en gaat dus langzaam. Maar het wordt móóóóóói!
Maar hoe droog het ook is, de nattigheid van afgelopen winter staat ons nog levendig voor de geest. Dus om herhaling van dit tafereel te voorkomen
is de loonwerker langsgekomen om de sloot bij de Grote Eik uit te diepen. Na enig graven vond ik daar namelijk, onder 25 cm prut, de bovenkant van een duiker. En nadat ik die had blootgelegd bleek dat de sloot wel een halve meter dieper was geweest. Dat is hij nu weer. Het levert een enorme berg zand en grond op, en een héél steile en hoge slootkant. Daar moeten we nog wel iets op verzinnen…